Immigratie is een van de belangrijkste onderwerpen in de formatie. Politici kijken daarbij nadrukkelijk ook naar arbeidsmigranten. Hun aantal, zo is de teneur, moet omlaag. Opvallend in de discussie: er wordt veel gesproken over, maar weinig met arbeidsmigranten. Het FD zocht daarom vijf buitenlandse werknemers op om hun verhaal op te tekenen. Twee Poolse, een Zuid-Koreaanse, een Indonesische en een Turkse arbeidsmigrant doen hun verhaal.
Toch enkele feiten. In de discussie over immigratie gaat de meeste aandacht altijd uit naar asielzoekers, maar het is niet de grootste groep immigranten. Van de 208.000 nieuwkomers in 2021, bijvoorbeeld, waren volgens het CBS 21.500 asielzoekers, 40.000 studenten en 57.000 arbeidsmigranten. Hun aantal neemt toe. In 2010 waren er in Nederland zo'n 500.000 arbeidsmigranten, nu ongeveer 800.000.
Om de druk van de vergrijzing op te kunnen vangen, zouden tot 2040 in totaal zo'n 3 miljoen extra arbeidsmigranten naar Nederland moeten komen, berekende de Adviesraad Migratie recent. De vraag is of daar draagvlak voor is. Economisch is het ook niet de beste oplossing. Arbeidsmigranten dragen weliswaar bij aan economische groei, maar omdat de bevolking door hun komst groeit, moet de extra welvaart over meer mensen verdeeld worden.
Niet alle arbeidsmigranten kunnen over een kam geschoren worden. Een deel heeft kennis of vaardigheden die Nederland zelf niet of onvoldoende heeft. Van de hoogopgeleide buitenlandse werknemers, bijvoorbeeld in de ICT, verdient een flink deel een bovenmodaal salaris. Vanwege hun belang voor de Nederlandse kenniseconomie krijgen zij ook een fiscaal voordeel: een deel van hun salaris wordt niet belast.
Het aantal buitenlandse werknemers dat het minimumloon verdient neemt de laatste jaren af. Bij de laagstbetaalde arbeidsmigranten komen wel nog steeds relatief vaak misstanden voor, zoals een commissie onder leiding van voormalig SP-leider Emile Roemer enkele jaren geleden vaststelde. Deze mensen zijn te afhankelijk van uitzendbureaus en daardoor kwetsbaar voor uitbuiting.
Het leeuwendeel van de arbeidsmigranten komt uit de EU. Maar het aantal mensen van buiten Europa neemt de laatste jaren als gevolg van de grote vraag naar personeel in nogal wat sectoren toe. Het wordt nog lastig voor een nieuw kabinet om daar wat aan te doen: werknemers uit andere EU-lidstaten kunnen in principe niet geweerd worden. Zonder kennismigranten zitten hoogwaardige bedrijven met onvervulbare vacatures en zouden ze kunnen overwegen te vertrekken.
Kenny Chae
• Leeftijd: 47 jaar
• Beroep: Head of investor relations AkzoNobel
• Geboorteland: Zuid-Korea
• Woonplaats: Amstelveen
Kenny Chae: ‘Hier is mijn netwerk: vrienden, collega’s en de Koreaanse kerk’
‘Ik ben dan wel Koreaan van geboorte, maar heb een belangrijk deel van mijn leven in Japan, Hongkong en de VS gewoond. Mijn vader was een expat en spreekt wel vijf verschillende talen.
Voor mijn werk bij AkzoNobel was ik al een paar keer in Nederland geweest toen we in het najaar van 2018 hiernaartoe verhuisden. We zien onszelf echt als wereldburgers. Daarom voelen we ons ook op onze plek, hier in Amsterdam. Iedereen spreekt Engels, dat is best handig. Daarnaast is hier openheid voor mensen van allerlei achtergronden. Dat hielp ons echt om ons aan te passen aan het leven in Nederland.
Daarnaast heeft het bedrijf een grote rol gespeeld. Mijn collega’s hebben me een boek gegeven over de Nederlandse cultuur en geschiedenis. Maar een van de belangrijkste redenen dat ik me hier thuisvoel, is het netwerk dat ik heb opgebouwd. Vrienden, collega’s en de Koreaanse kerk hier.
Ik fiets bijna vanaf het begin dat we hier wonen vanuit Amstelveen naar mijn werk. Behalve als het regent. Het openbaar vervoer is hier ook best prettig. Alles is hier efficiënt. Neem Schiphol. Het was misschien wat minder tijdens corona, maar zeker in vergelijking met andere landen is het echt goed geregeld rond de luchthaven.
Mijn kinderen gaan naar een internationale school in Amsterdam, waar ze naast Engels ook Spaans en Chinees leren. Ik moedig ze aan om goed Nederlands te leren spreken, maar ik ga mijn kinderen uiteindelijk niet dwingen om een toets af te nemen of iets dergelijks. Het helpt overigens niet dat iedereen in Nederland Engels spreekt. Ondertussen doen ze wel mee met de buurtkinderen bij Sint Maarten. Dan zingen ze ook Nederlandse liedjes mee, want snoep willen ze wel.
Dat we in Nederland leven, betekent dat we ver zijn van mijn familie. Mijn ouders wonen tegenwoordig in Yantai, in China. Dat is tien uur vliegen en maakt het niet makkelijk om ze te bezoeken. Daarom is het wel fijn dat je Whatsapp en al die andere apps hebt om ze online te spreken.
We hebben nog niet besloten of we voor altijd hier in Nederland willen blijven. Dat zal van mijn carrière afhangen, die heeft prioriteit. Ik wil graag doorgroeien naar een van de hoogste posities binnen het bedrijf. Maar stel dat ik niet verder kom bij Akzo en er doet zich een mogelijkheid elders voor, dan verhuis ik wellicht. Tegelijkertijd zie ik ook wel een scenario voor me dat we hier wortelen en met pensioen gaan.’
Tekst: Albert Wagenaar
Aniela Zwinkels
• Leeftijd: 29 jaar
• Beroep: Paprikaplukker
• Geboorteland: Polen
• Woonplaats: Someren
Aniela Zwinkels: ‘Het valt me nog steeds op: in Nederland lacht iedereen’
‘Ik woonde nog bij mijn ouders toen ik besloot dat ik weg wilde uit Polen. Ik wilde een grote levensverandering en meer geld verdienen voor een paar jaar. Polen is prachtig, maar de kosten en de salarissen liggen te ver uiteen. Ik werkte in een supermarkt, maar een auto kopen zou me niet lukken. Officieel was ik kapper, daar had ik voor gestudeerd. Maar het paste niet bij me en in mijn stad woonden 50.000 mensen en waren wel 120 kappers.
Toen ik net aankwam in Nederland trok ik bij mijn broer in. Hij werkte hier al en kon me helpen. Ik kon nog bijna geen Engels spreken en alles was nieuw. Maar ik was niet bang, want we waren samen. Hij hielp me met een bankrekening openen en vertaalde voor me als ik naar de dokter moest. Hij nam me ook voor het eerst mee naar Amsterdam en liet me de hele stad zien.
Het viel me toen op en nu ook nog: in Nederland lacht iedereen. Als ik in Polen vriendelijk zou lachen naar vreemden op straat zouden ze zich afvragen wat ik van ze moet. En hier lijkt niemand ooit een probleem te zien.
Eerst dacht ik nog dat ik maar twee jaar in Nederland zou blijven. Tomaten plukken, geld verdienen en weer terug. Toen ontmoette ik mijn man. Hij was mijn manager en we werden verliefd. Nu zijn we zeven jaar verder en getrouwd. We hebben twee zoontjes en een huis. En hij heeft Pools geleerd voor mij.
Ik werk nu drie dagen per week in de paprikateelt. Op donderdag en vrijdag ben ik met de kinderen, anders zouden we net zoveel geld kwijt zijn aan de kinderopvang. In de kassen doe ik veel scouting. Dan kijk ik bijvoorbeeld of er beestjes op de planten zitten. Het is werk waarbij ik niet zoveel hoef te bukken. Ik heb veel pijn aan mijn rug, waardoor ik niet goed en lang kan staan. Toen ik nog in de chrysanten werkte, moest ik lang achter elkaar krom staan en heb ik mijn rug waarschijnlijk te veel belast. De twee zwangerschappen kort achter elkaar maakten het ook niet beter.
Ik ben heel gelukkig in Nederland. ’s Ochtends sta ik altijd op met zin om naar mijn werk te gaan zodat ik daar mijn vriendinnen kan zien. Het is maar vier kilometer van ons huis en precies daar tussenin zit de kinderopvang. Tijdens het seizoen mag ik om kwart over zeven ’s ochtends beginnen in plaats van om zes uur, zodat ik de kinderen eerst weg kan brengen. Ze denken altijd met me mee.’
Tekst: Maureen Blankestijn
Varol Magden
• Leeftijd: 30 jaar
• Beroep: Data-analist ABN Amro
• Geboorteland: Turkije
• Woonplaats: Amsterdam
Varol Magden: ‘De balans tussen werk en privé is hier een stuk beter’
‘Na mijn masteropleiding in Londen besloot ik naar Nederland te gaan. Deels vanwege het “oriëntatie-visum” voor hoogopgeleiden waardoor ik een jaar de tijd kreeg om hier een baan te vinden, maar ook omdat mijn broer hier al woonde en ik Nederlanders erg verwelkomend vond. De overheidswebsite heeft zelfs een welkomsvideo waarin ze waarschuwen voor het slechte weer. Dat bleek te kloppen.
Ik ben hier nu vijf jaar. Mijn eerste baan in Nederland was bij PwC, waar ik meteen merkte hoe direct Nederlanders zijn. Ik was al gewaarschuwd, maar het was alsnog wennen in het begin. Nu vind ik het fijn: het scheelt een hoop tijd.
Wel merk ik dat makelaars in Amsterdam misbruik maken van expats. Als ik hoor wat mijn Nederlandse collega’s voor hun huurhuizen betalen... Zulke goedkope deals kunnen mijn internationale vrienden en ik niet vinden.
Maar verder word ik eigenlijk nooit negatief bejegend. Als ik vertel dat ik uit Turkije kom, zijn mensen juist heel geïnteresseerd. Al zijn er wel bepaalde vooroordelen. Als ik ze vertel dat ik als data-analist werk, verandert hun beeld. Misschien komt dat voort uit de jaren tachtig, toen er een hoop Turkse arbeidsmigranten naar Nederland kwamen.
Soms vinden mensen het vervelend dat ik de taal niet spreek. Bijvoorbeeld wanneer ik bardienst heb bij mijn roeivereniging. Ik wil het wel leren, hoor, zeker nu ik een Nederlandse vriendin heb. Maar het helpt niet dat Nederlanders erg goed Engels spreken. Het is sowieso moeilijk om Nederlandse vrienden te maken, omdat mensen hier al vanaf de middelbare school of universiteit een hechte vriendenkring hebben.
Toch voel ik me hier thuis. Mijn vriendin, broer en vrienden zijn allemaal hier. Ik mis wel het Turkse eten en het goede weer, maar ik zou daar niet meer kunnen wonen en werken. Er is hier minder hiërarchie op de werkvloer en de balans tussen werk en privé is een stuk beter. Toen ik net begon met werken in Nederland, ging ik om zeven uur ’s ochtends al naar kantoor. Toen kwam mijn leidinggevende naar me toe om te vragen of het wel goed met me ging. “Wat doe jij hier zo vroeg?” zei ze. Vrij direct, maar nu weet ik dat ze me wilde beschermen.’
Tekst: Anna de Haas
Tirta Salumit
• Leeftijd: 33 jaar
• Beroep: Orkestlid
• Geboorteland: Indonesië
• Woonplaats: Amsterdam
Tirta Salumit: ‘Hier zeggen mensen het meteen als iets ze niet zint’
‘Na mijn studie in Manado, Indonesië, kreeg ik de kans om als muziekdocent en orkestlid in Nederland te werken. Dat is nu tien jaar geleden. De baan was onderdeel van een programma om de Indonesische cultuur te verspreiden. Het leek me een spannend avontuur. Ik wist eigenlijk niks van Nederland, ik was er nog nooit geweest en los van een paar voetballers en clichés zoals molens, kende ik de cultuur totaal niet.
Het begin was moeilijk. Bij de Indonesiërs die ik hier ontmoette, voelde ik me niet op m’n gemak. Als orkestlid — ik speel keyboard — draaide ik lange dagen, vaak met optredens op verschillende locaties per dag. Ik dacht er voortdurend over om terug te gaan, maar ik had een droom over een geslaagd leven in Nederland met een gezin. Die droom wilde ik niet opgeven.
Waar ik het meest aan moest wennen, was de Nederlandse directheid. Hier zeggen mensen het meteen als iets ze niet zint. De eerste keer dat iemand mij zo direct terechtwees, was ik heel erg geschrokken. Als iemand in Indonesië boos op je is, praten ze niet met je. Je moet dan zelf te weten komen wat je verkeerd hebt gedaan. Iemand terechtwijzen moet je heel voorzichtig en diplomatiek doen. Ik probeer nu zelf ook directer te zijn, want ik merk dat het efficiënter is. Maar ik vind het nog steeds moeilijk om iemand aan te kijken en te zeggen dat ik ergens niet tevreden over ben.
Als je in Indonesië met iemand wil afspreken, bel je iemand op om een afspraak te maken voor diezelfde dag. Hier moet je alles plannen. Nu ik daaraan gewend ben, vind ik het prettig; het leven is daardoor overzichtelijker. Ook mijn Indonesische vrienden merken dat ik ben veranderd, ze zeggen altijd dat ik vernederlandst ben.
Ik weet niet of ik me echt thuisvoel in Nederland. Wel dacht ik toen mijn zoon werd geboren: mijn toekomst ligt in Nederland. Hij zal hier opgroeien en een Nederlander zijn. Ik ga daarom binnenkort een Nederlands paspoort aanvragen, zodat ik zeker weet dat ik altijd bij mijn gezin kan blijven. En hier wonen biedt voordelen: het geld dat ik verdien, kan ik naar mijn ouders sturen.’
Tekst: David Kabel
Przemysław Reginia
• Leeftijd: 32 jaar
• Beroep: Sommelier
• Geboorteland: Polen
• Woonplaats: Monnickendam
Przemysław Reginia: ‘Ik zie ons de komende jaren zeker in Nederland blijven’
‘Ons idee om te verhuizen is geboren toen ik met mijn vrouw op vakantie was in Nederland, in januari 2020. Het was hier elke dag stralend weer, terwijl het in Polen vroor en regende. In Krakau stonden we constant in de file, maar hier deed iedereen alles op de fiets. Geweldig.
In de coronacrisis gingen alle restaurants dicht; een baan vinden als sommelier zou moeilijk worden. Mijn vrouw had al een baan als compliance officer bij een bank en is vooruit gereisd. We hebben een jaar apart geleefd. In september 2021 ben ik ook verhuisd. Ik kwam om 4 uur ’s ochtends aan en had om 12 uur ’s middags een sollicitatiegesprek bij een Amsterdams restaurant dat een sommelier zocht. Ik werk daar nog steeds.
Het eerste halfjaar moest ik wennen aan alle directe vragen: “Kom jij uit Polen of Oekraïne? Of ben je Italiaans?” Ik dacht: deze mensen proberen mij duidelijk te maken dat ik hier niet hoor. Maar inmiddels vind ik die ongecompliceerde communicatie heel fijn. Je hoeft hier nooit te zeggen dat je iets graag zal doen, als dat eigenlijk niet waar is. Totale vrijheid.
We wonen in een piepklein koophuis in het centrum van Monnickendam. Ik vind het een sprookjesstad, vooral vanwege het gemeenschapsgevoel. In Krakau kenden we onze buren nauwelijks, mensen groeten elkaar niet op straat. Hier zijn mensen heel open. Ze helpen elkaar. Mijn broer woont in Engeland en heeft heel andere ervaringen. Bij een wijnroute door de stad hadden wij een wijnbarretje voor ons huis gezet om onszelf voor te stellen aan de buurt. Al snel stonden er veertig mensen om ons heen, die zelf ook wijn meenamen. Dat was een belangrijk moment, want we woonden hier toen pas twee weken.
Onze verhuizing had ook te maken met de politiek in Polen. Eerst was de extreemrechtse partij aan de macht, toen de katholieke partij. Wij zijn geen conservatieve mensen en vonden al hun propaganda superfrustrerend. In Nederland zijn sommige conservatieve partijen ook populair, dat weet ik. Maar wij hebben besloten om daar niet te veel betrokken bij te raken. We mogen hier niet stemmen en de Poolse politiek heeft ons al genoeg energie gekost.
Ik mis de Poolse bergen, en het weer blijkt hier helemaal niet zo mooi als die ene vakantie. Maar ik zie ons de komende jaren zeker in Nederland blijven. Als we ooit verhuizen, is dat niet terug naar Polen. Het leven is te kort om maar één leven te leiden.’
Tekst: Lisa van der Velden