Ceo’s van Nederlands grootste beursfondsen zitten er warmpjes bij. Miljoenenbonussen zijn de norm, terwijl de loonkloof met de rest van het personeel steeds verder toeneemt. Hoe komt een beloning van de ceo eigenlijk tot stand? Wie voert de lijst aan? En waar gaat het naartoe? Lees alles over topbeloningen in deze online publicatie.
Topbeloningen zitten complex in elkaar. De methodiek verschilt van bedrijf tot bedrijf. Daardoor zijn de bedragen uit jaarverslagen onvergelijkbaar met elkaar. Het FD heeft in samenwerking met De kern van de zaak (voorjaar 2022) en PwC (voorjaar 2023 en 2024) de Nederlandse topbeloningen vergelijkbaar gemaakt en een analyse gemaakt.
Dit jaar zijn opnieuw 21 AEX-beursfondsen onderzocht. ArcelorMittal, Prosus, Exor en Universal Music Group (UMG) zijn niet meegenomen in het onderzoek. De aanpak is gelijk aan eerdere jaren. Hieronder, bij de toelichtingen op eerdere jaren, is aangegeven waarom de resultaten afwijken ten opzichte van de cijfers die de ondernemingen zelf presenteren.
Het onderzoek is in het voorjaar van 2024 uitgevoerd in samenwerking met PwC (Frank van Oirschot).
Het onderzoek is uitgevoerd onder 21 Nederlandse ondernemingen opgenomen in de AEX-index, die hun jaarverslag over 2022 hebben gepubliceerd. ArcelorMittal, Prosus, Exor en Universal Music Group (UMG) zijn niet meegenomen in het onderzoek.
Bij de berekeningen van de beloningen is de systematiek van vorig jaar voortgezet (zie hieronder voor de toelichting). De totale directe beloning van de ceo’s is berekend op basis van salaris, de bonus over het jaar 2022 en de actuele beurswaarde van de recentste langetermijnbeloning in aandelen die onvoorwaardelijk is toegekend in 2023, op basis van prestaties geleverd over de periode 2020-2022.
De cijfers wijken in een aantal gevallen sterk af van het getal dat de ondernemingen zelf verantwoorden in hun jaarverslag. De belangrijkste verklaring hiervoor zit in de berekeningsmethode die van onderneming tot onderneming verschilt.
Het onderzoek is in het voorjaar van 2023 uitgevoerd in samenwerking met PwC (Hessel Tiemessen).
Het onderzoek is uitgevoerd onder twintig Nederlandse ondernemingen die zijn opgenomen in de AEX-index en die hun jaarverslag over 2021 hebben gepubliceerd. De totale directe beloning van de ceo’s is berekend op basis van salaris, de bonus over het jaar 2021 en de actuele beurswaarde van de recentste langetermijnbeloning in aandelen die onvoorwaardelijk is toegekend (’vested’) in 2022, op basis van prestaties geleverd over de periode 2019-2021.
Bij DSM is de langetermijnbeloning in aandelen over 2021 niet bekendgemaakt en is uitgegaan dat 100% van aandelen onvoorwaardelijk wordt toegekend. Adyen, ArcelorMittal, Prosus, Unibail-Rodamco-Westfield (URW) en Universal Music Group (UMG) zijn niet meegenomen in het onderzoek.
Bij financiële instellingen, die een afwijkende systematiek hanteren, is in de totale beloning begrepen de toekenning over 2021, inclusief het gedeelte waarvan de uitkering is uitgesteld. De beloning bij RELX, die cijfers in ponden verantwoordt, is omgerekend tegen de gemiddelde valutakoersen van 2021. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van De kern van de zaak (Hein Haenen).
Het FD heeft de loonkloof berekend. Bij de beloning is op basis van de informatie uit jaarverslagen zoveel mogelijk de berekende beloning van de ceo (zie hierboven) vergelijkbaar gemaakt met die van de gemiddelde medewerker. De berekende ‘pay ratio’s’ wijken in een aantal gevallen sterk af van het getal dat de ondernemingen zelf verantwoorden in hun jaarverslag. De belangrijkste verklaring voor die afwijkingen zit in de berekeningsmethode die van onderneming tot onderneming verschilt.
Bij een deel van de analyse is gebruikgemaakt van onderzoek van De kern van de zaak, een onafhankelijke adviseur op het gebied van beloningen. In dat onderzoek zijn de ontwikkelingen van de topbeloningen in kaart gebracht. Het richt zich op dertig bedrijven, gelijk verdeeld over de AEX-, Midkap- en smallcap AScX-index. De onderzoeksperiode loopt van 2004 tot en met 2020. De resultaten zijn in context geplaatst, zoals in verhouding tot de ontwikkeling van het salaris van de gemiddelde Nederlandse werknemer, de omzet van het bedrijf en zijn beurswaarde.