Hoe oud willen we worden?

04
author image
Marli Huijer
Leestijd: 6 minuten

Toelichting van de opinieredactie

De bedachtzame manier waarop Marli Huijer in haar werk grote filosofische vragen over (medische) ethiek, sterven en angst benadert, vind ik goed passen bij de nuchtere verslaggeving van het FD. In een tijd waarin de kosten en personeelstekorten in de zorg de pan uitrijzen en we steeds ouder, maar niet per se gezonder worden, vind ik het een legitieme vraag: hoe oud willen we eigenlijk worden? Wat is er maatschappelijk verantwoord? Voor de FD-lezer vind ik haar suggestie prikkelend om niet verder te investeren in maatregelen die de levensduur verlengen, maar dat geld te steken in ouderenzorg. — Jesse Beentjes

Zelfs voor levensgenieters kan het een keer genoeg zijn: het leven heeft een spanningsboog waar op een bepaald moment de rek uit is. De laatste levensfase steeds verder verlengen kan ten koste gaan van de betekenis ervan. Daarnaast kunnen jongere generaties de zorg voor steeds oudere ouderen niet garanderen. Filosoof en oud-Denker des Vaderlands Marli Huijer vraagt zich af: hoe bepalen we wat de juiste levensduur is?

In een indringende reportage in de Volkskrant vroeg Michiel van der Geest onlangs: ‘Wie gaat er nu zorgen voor mevrouw Boesten en al die andere mevrouwen Boesten?’ De verpleeghuizen zijn vol, verzorgingshuizen grotendeels opgeheven, de wijkverpleging is uitgehold, huisartsen staat het water aan de lippen en de thuiszorg is versnipperd. Zelfs met de allerbeste bedoelingen zal het de jongere generaties steeds minder lukken om de zorg voor ouderen en stervenden op peil te houden, temeer omdat de slinkende beroepsbevolking ook alle andere sectoren van de samenleving moet zien te bemensen.

Nederland mag dan een welvarend land zijn, de zorg voor ouderen en stervenden dreigt te bezwijken. Komen de grenzen van de groei van de levensduur in zicht, nu we de zorg die steeds oudere ouderen nodig hebben, niet meer kunnen garanderen?

Het tekort aan zorg neemt de komende decennia alleen maar toe, al was het maar omdat er steeds meer ouderen bij komen. In 2050 is naar schatting 20 tot 25% van de bevolking vijfenzestigplusser. Omdat hun levensverwachting blijft stijgen, zullen er tegen die tijd twee tot drie keer meer tachtigplussers zijn dan nu. Parallel daaraan neemt het aantal sterfgevallen per jaar toe, van ruim 150.000 in 2019 tot 200.000 in 2050. Toekomstige stervenden hebben in de laatste levensfase zorg nodig. Wie gaat die zorg verlenen?

De jongere generaties lukt dat niet. In de vrolijke jaren zestig vormden de bejaarden nog een minderheid: naast iedere vijfenzestigplusser stonden twaalf jongere mensen. In 2050 zijn er van die twaalf nog maar drie of vier over, inclusief kinderen.

Technologische ontwikkelingen kunnen het toenemende gebrek aan personeel niet opvangen. Tot nu toe doen deze de zorgvraag zelfs eerder toe- dan afnemen, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het rapport Kiezen voor houdbare zorg. Ook arbeidsmigratie is geen panacee: wereldwijd is er nu al concurrentie om capabele zorgverleners en in veel landen ligt migratie politiek gevoelig. Bovendien worden migranten uiteindelijk ook zelf oud en zorgbehoeftig.

De ongezonde periode

Kan de familie of het sociale netwerk de zorg dan niet overnemen? We leven toch in een ‘participatiesamenleving?’ Dat valt tegen. Familieleden wonen niet alleen steeds verder weg, ze zijn ook drukker en familebanden zijn losser geworden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het toegenomen aantal verzoeken tot onterving bij notarissen. Het gevolg van die lossere familiebanden is dat iemands sociale netwerk veelal bestaat uit mensen die zelf oud en behoeftig zijn.

De samenleving is duidelijk nog niet gewend aan de steeds langere levensduur en de nieuwe verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt. Dat we nu 10 jaar langer leven dan midden vorige eeuw heeft allerlei voordelen voor wie ervan profiteert, maar tegelijkertijd geeft het als geheel problemen die niet goed zijn te overzien.

Hoe komt het dat we steeds langer leven? Enerzijds is dat te danken aan de algehele stijging van de welvaart en van het onderwijsniveau. Anderzijds aan medische ontwikkelingen, waarbij vooral de vroegdiagnostiek van kanker en hart- en vaatziekten, de betere behandelingen ervan en diverse preventie- en leefstijlprogramma’s hebben bijgedragen aan een langere levensverwachting.

De keerzijde daarvan is dat de investeringen in die ontwikkelingen niet alleen veel geld kosten, maar ook veel personeel. Alleen al het aantal artsen per aantal inwoner is in Nederland sinds de jaren ‘80 verdubbeld: van nog geen twee artsen per 1000 inwoners tot bijna vier nu. Dankzij die investeringen leven we langer. Dat zijn niet alleen extra gezonde jaren, maar zeker zo veel ongezonde jaren. Gemiddeld duurt de ongezonde periode aan het einde van het leven nu zo’n vijftien jaar, en voor vrouwen zelfs twee jaar meer, waarbij ze langer dan voorheen met chronische ziekten leven.

'Investeringen in de strijd tegen infectieziekten, acute hartaandoeningen en ongevallen hebben de plotse dood minder gangbaar gemaakt. Het gevolg is dat ouderen later en vaker aan langdurige doodsoorzaken sterven.'

In 1975 waarschuwde filosoof Ivan Illich in Het medische bedrijf – een bedreiging voor de gezondheid? al dat meer geneeskunde tot meer ziekten zou leiden. Dat is uitgekomen. Investeringen in de strijd tegen infectieziekten, acute hartaandoeningen en ongevallen hebben de plotse dood minder gangbaar gemaakt. Het gevolg is dat ouderen later en vaker aan langdurige doodsoorzaken sterven. Naar het RIVM verwacht, verdubbelt het aantal mensen met dementie de komende decennia, terwijl ook het aantal mensen met kanker en de ziekte van Parkinson significant blijft toenemen. Daar komt bij dat bevolkingsonderzoeken ziekten als darm-, borst- of prostaatkanker eerder in het leven diagnosticeren dan voorheen, waardoor mensen zich langer als ‘ziek’ zien. Zo loopt het aantal mensen met een stapeling aan ouderdomsaandoeningen steeds verder op.

Grenzen aan de levensduur

Ambitieuze artsen en wetenschappers die een wereld zonder Alzheimer, Parkinson of kanker beloven, vinden in dit uitdijende rijk van ziekten gretig gehoor, al leert de geschiedenis dat die beloften zelden uitkomen.Niet alle ouderen zijn gelukkig met de langere levensduur die hen beschoren is. Met het stijgen der jaren ervaren velen dat ze minder betekenen voor anderen of de samenleving. Twee derde van de tachtigplussers is eenzaam, en menigeen heeft last van lichamelijke en mentale aftakeling of depressies.

Bij enkelen gaat het gevoel dat het nu wel klaar is zelfs zo ver dat ze een expliciete wens tot levensbeëindiging hebben. Kennelijk kun je ook te lang leven. Maar euthanasie is slechts mogelijk als een arts de diagnose ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ stelt. Ook voor mensen die volop van het leven genieten kan het op den duur genoeg zijn. Het leven heeft een spanningsboog, op een bepaald moment is de rek eruit. Hoe bepalen we wat die juiste levensduur is? We zouden ons kunnen verlaten op de natuur. Die laat immers zien dat alle groei op een gegeven moment staakt en dan terugloopt. Het coronavirus zou als zo’n natuurlijke begrenzing van de levensduur kunnen worden opgevat. Terecht leggen de meesten van ons zich bij die natuurlijke begrenzing niet zomaar neer. Waar mogelijk proberen we ons tegen de gevaren van de natuur te beschermen.

Minder investeren

Toch ontslaat ons dat niet van de plicht om na te denken over een juiste levensduur. Hoe verhoudt de duur van het leven zich tot iemands levensverhaal? Het steeds verder oprekken van de laatste levensfase kan ten koste gaan van de betekenis ervan. Zo lang mogelijk overleven is voor velen niet het enige wat in deze fase telt. Zeker zo waardevol is de chronologie van het leven, waarin iedere fase, van de jeugd tot ouderdom, een eigen betekenis en duur heeft. Een goed slot kan het levensverhaal zowel vóór als na de dood extra betekenis geven. Denken over de levensduur gaat daarnaast over de impact van het steeds langere leven in rijke landen op het ecosysteem. Is verdere groei van de levensduur nog wenselijk, gezien de nu al grote ecologische voetafdruk van Nederland?

Daar valt tegenin te brengen dat het levensgevaarlijk is als de politiek, samenleving of overheid kan beslissen over de duur van het leven. Stel je voor dat de staat mensen na een bepaalde leeftijd behandelingen kan weigeren of hen richting de dood kan sturen! Maar dat gaat voorbij aan de vraag waar de politiek en samenleving de prioriteit leggen. Die zou op dit moment minder op het verder stimuleren van de groei van de levensduur moeten liggen en meer op het zorg dragen voor een betekenisvol leven en een goed sterven.

Dat vergt langetermijndenken, waarin de politiek en de samenleving de duur van het leven afwegen tegen wat het leven betekenis geeft, zoals vriendschap, liefde, kunst, werk, leren of sport. Adviesraden voor de regering, planbureaus en wetenschappelijke bureaus van politieke partijen kunnen daarin het voortouw nemen. Concreet betekent het dat bij een dreiging voor de volksgezondheid, zoals het coronavirus, het sociale leven niet per direct wordt stilgelegd omwille van de biologische overleving. Een politieke afweging tussen wat het leven de moeite waard maakt en hoe dat zich verhoudt tot de overleving is dan noodzakelijk. Daarin kan ook een waardering doorklinken voor de sterfelijkheid, voor het verschijnen en verdwijnen in en uit een wereld die we met elkaar delen.

Minder investeren in medische ontwikkelingen die de levensduur verder doen stijgen, biedt ruimte om meer te investeren in de ouderenzorg. Ouderen zelf kunnen aan het behoud van de zorg bijdragen door zich voor te bereiden op de laatste levensfase en hun netwerk aan contacten mede in te richten op zorg voor elkaar. De overheid kan aan de waardering voor de zorg voor ouderen en stervenden bijdragen door het gesprek over de juiste levensduur en de sterfelijkheid breed maatschappelijk in gang te zetten.

Dat is van belang, want in een samenleving waarin je goed kunt sterven, is het ook goed leven.

Over de auteur

author image
Marli Huijer (Amsterdam, 1955) is emeritus hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, was Denker des Vaderlands en is oud-huisarts. Op 31 mei verschijnt haar boek 'De toekomst van het sterven', een handreiking voor het gesprek over sterven.

Meer essays