Niet-menselijke dieren moeten meepraten over onze landbouw

06
author image
Eva Meijer
Leestijd: 6 minuten

Toelichting van de opinieredactie

De toekomst van de Nederlandse veeteelt wordt vrijwel dagelijks op de pagina’s van het FD besproken. Economische waarde, de invloed op het klimaat en ruimtegebruik zijn hier veelal de invalshoeken die onze krant kiest. Eva Meijer voegt hier een nieuwe dimensie aan toe: wat willen de dieren eigenlijk? Een ogenschijnlijk kinderlijke vraag, met grote morele gevolgen. Ik vind het bijzonder knap hoe Meijer in dit essay recente wetenschappelijke inzichten over dierentalen, communicatie en emotie verbindt aan een bespiegeling over de democratie: wie mag er meepraten? — Jesse Beentjes

Uit steeds meer onderzoek blijkt dat dieren eigen talen, culturen en denkwijzen hebben. Filosoof en schrijver Eva Meijer verbindt hier een ethische conclusie aan: de discussie over de toekomst van de landbouw gaat alle dieren aan. We moeten hun belangen dan ook serieus nemen als we hier besluiten over nemen.

De mensen zijn druk in gesprek over de toekomst van de landbouw. Er staat veel op het spel, zoals het behoud van biodiversiteit, rechtvaardigheid voor de boeren, betaalbare woningen en een leefbare planeet voor toekomstige generaties. Maar niet alleen de mensen hebben iets te verliezen. De te nemen besluiten raken ook andere dieren.

Het is een belangrijk democratisch principe dat in politieke besluiten ieders belangen worden meegeteld en vertegenwoordigd. Mensen zijn niet de enigen met belangen. Ook andere dieren hebben levens die beter of slechter kunnen gaan. Ze zijn een ‘ik’ die een eigen leven beleeft. Hun belangen moeten in besluiten over de toekomst ook worden meegeteld.

Er is echter nog iets aan de hand. Als burger volg je niet alleen politieke beslissingen die anderen nemen: zelf mee kunnen praten is een fundamenteel democratisch recht. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat veel niet-menselijke dieren complexere innerlijke levens hebben dan veel mensen lang dachten. Ze voelen en denken, hebben talen en culturen. Op democratische gronden moet hun stem daarom politiek serieus genomen worden. In Nederland betekent dit bijvoorbeeld dat dieren ook mee zouden moeten kunnen praten over de toekomst van de landbouw. Om te weten hoe, moeten we eerst kijken naar dat onderzoek.

Mensentaal

Er ligt momenteel een groot gat tussen inzichten over dieren in vakgebieden als biologie en ethologie en de manier waarop we ze in onze samenleving en politiek behandelen. Wereldwijd verschijnen steeds meer studies naar cognitie, emotie, taal, en cultuur van dieren. Die laten zien dat er geen strikte lijn te trekken is tussen mensen enerzijds en alle andere dieren anderzijds. Mensen en andere dieren delen veel eigenschappen en hun levens zijn vervlochten. Toch bestaat die lijn in onze samenleving wel. De onderdrukking van dieren is stevig in politieke, economische en culturele structuren verankerd. Niet-westerse kennissystemen zien de verhouding tussen mensen en dieren overigens vaak anders, en er zijn in de Europese traditie ook altijd tegenstemmen geweest. Maar in Nederland is duidelijk sprake van een hiërarchie.

Die hiërarchie hangt samen met ons mensbeeld en heeft een lange geschiedenis. Filosofen als Aristoteles, Descartes en Kant zagen mensen als fundamenteel anders dan andere dieren. Rede, taal en cultuur werden als menselijke vermogens beschouwd. Dieren zouden daar niet toe in staat zijn en behoorden dus tot een lagere klasse. Dat hiërarchische beeld staat ter discussie. De wetenschappelijke kennis over dieren groeit en we zijn anders gaan nadenken over wat rechtvaardig is. Universele mensenrechten zijn bijvoorbeeld geen cadeau dat mensen ontvangen als ze de juiste eigenschappen hebben, maar zijn er juist om iedereen bescherming te bieden.

Ook de wetenschap onderzocht dieren lang volgens de menselijke standaard. In het taalonderzoek werd bijvoorbeeld gekeken hoe goed dieren mensentaal konden leren, wat het beeld van hun talige capaciteiten verstoorde.

Door voortschrijdend inzicht richt dieronderzoek zich nu op soortspecifieke capaciteiten. Dit leidde tot talloze ontdekkingen. Dolfijnen, papegaaien en vleermuizen gebruiken namen. Kippen hebben veel woorden en praten al tegen hun kuikentjes als die nog in het ei zitten. De talen van dieren, zoals prairiehonden en veel vogelsoorten, hebben een grammatica. Er zijn dieren die mensen beschrijven, zo hebben olifanten een woord voor mens dat ook gevaar aanduidt. Ook tussen soorten is gedeelde taal mogelijk, zoals tussen mensen en honden.

Politieke wending

Deze onderzoeken zijn interessant en soms ontroerend. Maar ze hebben ook gevolgen voor hoe we met de andere dieren zouden moeten omgaan. De dierethiek kreeg in de jaren zeventig van de vorige eeuw voet aan de grond. Daarin ging het om vragen als: mogen mensen dieren doodmaken, opeten of gebruiken voor hun gewin? Filosofen als Peter Singer en Tom Regan wezen er terecht op dat discriminatie op basis van soort, moreel onhoudbaar is. De ethische principes die we in het geval van mensen als leidraad nemen, zouden ook voor andere dieren moeten gelden, omdat zij ook belangen hebben en een leven hebben dat voor henzelf het belangrijkst is. Het gaat er niet om of je een vacht hebt of veren: als wat voor wezen je wordt geboren, berust op toeval. Mensen zijn ook niet feitelijk hetzelfde, maar dat is geen reden om hun belangen moreel niet serieus te nemen. Morele of politieke gelijkheid is een afspraak of een ideaal, geen natuurlijke waarheid. Gelijk betekent niet hetzelfde: het gaat erom dat dezelfde belangen gelijk worden gewogen.

De belangen van dieren serieus nemen zou verstrekkende consequenties hebben voor onze samenleving. Allerlei praktijken die we gewoon vinden, zoals het gevangen houden van dieren, ze doden en opeten, zijn niet toelaatbaar omdat ze de dieren ernstig schaden. Maar daarmee zijn we er niet. Dieren zijn geen dingen om over na te denken, ze denken zelf na. Op hun eigen manieren, die verschillen tussen soorten, gemeenschappen en individuen.

In de filosofie hebben nieuwe inzichten ertoe geleid dat politiek filosofen zich over de relaties met andere dieren zijn gaan buigen. Zij maken gebruik van begrippen als democratie, burgerschap, soevereiniteit en verzet, om uit te zoeken hoe we de verstandhoudingen met groepen dieren moeten duiden en hoe ze rechtvaardiger kunnen worden. Zo beschrijven politiek filosofen Sue Donaldson en Will Kymlicka in het boek Zoopolis dat we gedomesticeerde dieren als medeburgers zouden moeten beschouwen en wilde dieren als soevereine gemeenschappen.

Ons beeld van wie er tot de politieke gemeenschap behoort is door de jaren heen sterk veranderd. Daarin gaat het niet alleen om rechten, ook om hoe bepaalde groepen gezien worden. Vrouwen hadden niet toevallig lang geen politieke rechten: er werd gedacht dat ze niet in staat waren tot politiek handelen omdat ze de redelijke vermogens zouden missen. Afspraken over samenleven zijn altijd kunstmatig en in elke tijd moeten we herzien wat rechtvaardig is. Daarbij kan iedereen een andere houding aanleren. Zo zijn veel mensen al veganist en kiezen dus om niet gewelddadig met andere dieren om te gaan.

De toekomst van de landbouw

De politieke stem van dieren serieus nemen, lijkt utopisch. Maar dieren laten al zien wat ze vinden. Koeien ontsnappen onderweg naar het slachthuis. Ganzen kiezen weilanden uit die aantrekkelijk voor ze zijn. Hazen en konijnen vluchten voor mensen. Zelfs in de intensieve veehouderij spelen dieren soms en begroeten ze elkaar. Er is ook al veel communicatie tussen mensen en andere dieren, onze levens zijn verweven. Veel vormen van uitbuiting anticiperen daar al op: stallen, hengels, kooien, halsbanden en riemen zijn een antwoord op hun wil om zelf keuzes te maken.

Omdat de mensen momenteel zo bepalend zijn, begint verandering bij de mens. Mensen hebben een verantwoordelijkheid om het beter te doen en rekening te gaan houden met de andere wezens met wie ze de planeet delen. Bestaande menselijke praktijken en instituties zoals rechten en wetten kunnen hier een rol spelen. Dierenrechten, zoals het recht op leven en om niet gevangen gehouden te worden, recht op een schone en veilige leefruimte (land, zee en lucht), in sommige gevallen gezondheidszorg, meersoortig onderwijs, het ontwikkelen van nieuwe vormen van werk.

Ook moeten we beter naar de dieren luisteren. Er wordt momenteel onderzoek gedaan in animal sanctuaries, toevluchtsoorden waarin dieren in relatieve vrijheid leven. De vraag is daar niet wat mensen aan dieren hebben, maar wat de dieren eigenlijk willen. Dat verschilt per individu: in VINE Sanctuary in Vermont willen sommige koeien met elkaar in de bergen wonen, terwijl anderen liever bij de boerderij in de buurt willen blijven en bevriend raken met geiten, kippen of kalkoenen.

Bij besluiten over de toekomst van de landbouw moeten we in kaart brengen welke dieren worden getroffen. Zij moeten serieus vertegenwoordigd worden. Leefgebieden van dieren moeten beschermd en hersteld worden, en voor de voedselvoorziening van mens en dier moeten we toe naar een veganistische kringlooplandbouw. Dat is een van de meest duurzame systemen mogelijk en die transitie is dus ook van groot belang om de klimaatcrisis te lijf te gaan.

Deze veranderingen zijn van levensbelang voor dieren en uiteindelijk voor mensen. De klimaatcrisis en de coronapandemie laten zien dat er een grens zit aan het huidige systeem. Deze problemen zijn niet op te lossen met techniek of geld, hoewel technologie zeker een rol heeft in een duurzaam systeem. Maar het belangrijkste is dat mensen een nieuwe houding aanleren. Dat is onlosmakelijk verbonden met beter luisteren naar de andere dieren.

Over de auteur

author image
Eva Meijer (Hoorn, 1980) is filosoof en schrijver. Zij is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan Wageningen Universiteit en specialiseert zich in de politieke stem van dieren. Haar werk is vertaald in zeventien talen.

Meer essays