Waarom is een buurthuis minder waard dan een parkeerplaats?

03
author image
Floor Milikowski
Leestijd: 6 minuten

Toelichting van de opinieredactie

In haar journalistieke werk en haar boeken 'Van wie is de stad', 'Een klein land met verre uithoeken' en 'Wij zijn de stad' portretteert Floor Milikowski de menselijke dimensie van ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling. Wij vonden het een boeiend idee om haar te vragen om te schrijven over haar idee van maatschappelijke waarde. De prikkelende vraag 'Waarom is een buurthuis minder waard dan een parkeerplaats?' werd hier al snel de samenvatting van. In haar essay geeft Milikowski voorbeelden van initiatieven die zo laagdrempelig mogelijk willen zijn, maar worstelen met geldproblematiek, en breekt een lans voor een door maatschappelijke ambities (en niet door spreadsheets) gedreven werkwijze. — Jesse Beentjes

Nederland kent een groeiend tekort aan laagdrempelige ontmoetingsplaatsen, waar je geen €3 betaalt voor een kopje koffie. Volgens journalist en sociaal geograaf Floor Milikowski komt dat door onze manier van denken. We vinden het vanzelfsprekend dat financieel rendement de boventoon voert, en niet de maatschappelijke opbrengst.

O p het enige kruispunt in Hornhuizen, een dorp in het uiterste noorden van Groningen, staat de voormalige Boeren Sociëteit. Het monumentale pand ligt aan een klein pleintje, met aan de overkant de enige kerk van het dorp. De gele houten kap op de klokkentoren is van heinde en verre te zien. De Stichting Oude Groninger Kerken beheert de kerk. Ontkerkelijking, vergrijzing en bevolkingsdaling zorgen niet alleen in Groningen maar in het hele land voor leegstand, verval en financiële zorgen rond de gebouwen die ooit het kloppend hart vormden van lokale gemeenschappen.

Ruim tien jaar geleden streek de Amsterdamse grafisch ontwerper Erik Wong hier neer, aan de voet van de Waddendijk. Hij had genoeg van het vluchtige leven in de stad en zocht een betekenisvoller bestaan, met blote voeten in het gras. Een lege plek met ruimte om iets op te bouwen. Zijn oog viel op de Boeren Sociëteit, al jaren niet meer in gebruik, die in zijn ogen tot iets moois kon uitgroeien. Zo geschiedde. Onder de naam Wongema werd het een moderne ontmoetingsplek, waar zingeving, gezelligheid en een kopje koffie een nieuwe dimensie krijgen.

Van buurtbewoners tot fietstoeristen, van cultuurliefhebbers uit de regio tot organisaties uit het Westen: ze weten deze trekpleister in het hoge Noorden allemaal te vinden. De een komt voor koffie en appeltaart, een ander voor het jaarlijkse Aardappelfeest of een personeelsuitje. Hoe klein het project in essentie ook, het bereik en de maatschappelijke waarde zijn groot. Na tien jaar droeg Wong de scepter vorig jaar over aan nieuwe eigenaren. Het waren mooie, maar zware jaren. Hoezeer de plek ook wordt gewaardeerd, in deze tijd is het bijna onmogelijk iets op te bouwen dat niet draait om winst.

Kopje koffie

Kerken, buurthuizen, daklozenopvang, onderwijs, zorg, politie, defensie: als efficiëntie en jaarcijfers bepalender worden, raken maatschappelijke functies en waarden in het gedrang. Aan het einde van de rit kijken we niet naar de maatschappelijke bijdrage van een buurthuis, woning of juf, maar vooral naar de financiële verantwoording. Het leidt al jaren tot een tragische race to the bottom in sectoren waar de maatschappelijke waarde groter is dan de financiële waarde die we er in ons huidig denken aan toekennen. Omdat alles vooral rendabel moet zijn, zijn er te weinig leerkrachten, verpleegkundigen, agenten, militairen en woningen. Ook is er een ernstig tekort aan vrijblijvende ontmoetingsplaatsen, waar je geen €3 hoeft te betalen voor een kopje koffie.

Voor Wong was het een hels karwei om de financiering voor Wongema rond te krijgen. Uiteindelijk kocht Stichting DBF, die zich inzet voor de leefbaarheid van het platteland, het pand. Wong werd huurder, tegen een hoge prijs die jaren als een molensteen om zijn nek bleef hangen. In een afgelegen dorp in het uitgestrekte Noorden is geld verdienen met een laagdrempelige ontmoetingsplek niet makkelijk. Maar zonder inkomsten geen huur en zonder huur geen plek.

Waar een kroeg op het Leidseplein of een hotel op de grachten met weinig moeite iedere maand een behoorlijke omzet draait, is dat in Hornhuizen minder vanzelfsprekend. Hoeveel geld kan en wil je vragen voor een kopje koffie? Vraag je entree voor het dorpsfeest en hoe duur zijn de kaartjes voor films of concerten? Als je zonder zorgen de huur wilt kunnen betalen, zet je hoog in. Wil je juist een plek zijn waar de drempel zo laag mogelijk is, dan probeer je de prijzen ook laag te houden.

Met dit dilemma worstelt ook Stephany Biezen, sociaal-cultureel ondernemer in Amsterdam-Zuidoost. Al vier jaar runt zij buurtsalon ’t Spinnewiel in de bijzonder kwetsbare wijk Venserpolder. Tot 2015 was het beheer en de programmering van het buurthuis in handen van woningcorporatie De Alliantie. Door de nieuwe Woningwet was dat niet meer mogelijk. Corporaties moeten zich beperken tot hun kerntaken en daar hoort een buurthuis niet bij. Dit betekende dat het geliefde buurthuis dreigde te moeten sluiten. Om dat te voorkomen, richtten bewoners van Venserpolder een stichting op die het beheer en de exploitatie op zich nam. De ervaren Biezen werd manager.

Kleine oase

Juist buurten met weinig voorzieningen, op grote afstand van de dominante netwerken in de stad, met veel bewoners in kwetsbare posities, kan een buurthuis of een andere laagdrempelige ontmoetingsplek zoals een bibliotheek, kerk of sportvereniging van cruciaal belang zijn.

Als je van huis uit minder kennis, vaardigheden en contacten meekrijgt dan leeftijdgenoten in andere stadsdelen, is het waardevol als er een plek is om je verder te ontwikkelen. Lezen, muziek, programmeren: hoe meer je kan en weet, hoe groter je kans om verder te komen in het leven. Bovendien profiteert een lokale gemeenschap als geheel van individuele én collectieve ontwikkeling. In kwetsbare wijken zijn gemeenschappen relatief vaak aangewezen op enkele dragende krachten die fungeren als aanspreekpunt en verbindende factor, die anderen in de buurt kunnen helpen en ondersteunen.

Maar ‘t Spinnewiel is er niet alleen voor jongeren; er is ook een koffie-uur ‘Café au Lait’ voor bewoners die worstelen met eenzaamheid. De Kinderbijbelclub kan er terecht en er zijn kookactiviteiten en muziekavonden. In de context van bovengemiddelde werkloosheid, gezondheidsproblemen en armoede is het buurthuis een kleine oase.

Net als voor Wong, is het ook voor Biezen een hele klus de financiering rond te krijgen. Ze moet de gemeentelijke subsidie ieder jaar aanvragen en er is geen zicht op structurele financiering. Dit betekent dat er geen plan voor de lange termijn kan worden gemaakt en dat Biezen elk jaar dagen bezig is de aanvraag van vele pagina’s lang op orde te krijgen. Omdat subsidie de kosten niet dekt, moet ze bovendien geld vragen voor bewonersinitiatieven. ‘Dat gaat soms om een paar euro. Voor mensen hier is dat veel geld’, zegt ze.

Vergelijkbare frustraties heeft Ama Koranteng-Kumi, oprichter van moestuin Bloei & Groei, eveneens in Venserpolder. Met hart en ziel werkte ze met vrouwen uit de buurt aan de moestuin, die wat lucht en liefde geeft in het vaak zware leven in de wijk. Ze transformeerde een kille binnentuin tot groene oase, waar de vrouwen kunnen spitten, zaaien, oogsten, kletsen, huilen en lachen. Het project was zo’n succes, dat er in Amsterdam nu zes Bloei & Groeituinen zijn, waar ruim vierhonderd vrouwen hun plek hebben gevonden.

Ondanks waarderende woorden van de gemeente en een erepenning van burgemeester Femke Halsema, werkt diezelfde gemeente haar al jaren tegen. Koranteng-Kumi probeert al vanaf de oprichting in 2014 formeel huurder te worden van een gebouwtje in de binnentuin, dat ze gebruikt als opslag en plek voor koffie, thee of cursussen. Als eigenaar van het gebouwtje gaat de gemeente daar niet in mee. Onlangs werd bekend dat de vrouwen hun veilige ruimte moeten gaan delen met de buurtrechter en de mannen van de buurtteams. Anders is het niet rendabel.

Parkeren

De voorbeelden uit Hornhuizen en Venserpolder zijn exemplarisch voor een bredere trend. Ze roepen de vraag op of we nog wel de juiste afweging maken tussen maatschappelijke en financiële waarden. Waarom kennen we veel financiële waarde toe aan zaken met beperkte maatschappelijke waarde en waarom ontvangen zaken van grote maatschappelijke waarde zo weinig financiële steun? Economie is geen absolute wetenschap; het is aan ons om te bepalen hoe we die definiëren. Het feit dat we in grondexploitatie meer waarde toekennen aan parkeerplaatsen dan aan buurthuizen, is het resultaat van een systeem dat we zelf bedacht hebben en zelf kunnen veranderen.

Als je niet alleen kijkt naar directe inkomsten, maar naar de impact op kennis, gezondheid, sociale cohesie, weerbaarheid en emancipatie, is de werkelijke waarde van een buurthuis vele malen groter dan die van een parkeerplaats. Die is in essentie immers niet meer dan een strookje asfalt of een verzameling stenen.

In haar boek Welzijnseconomie (2020) legt welzijnseconoom Nicky Pouw de basis voor anders denken over de waarde der dingen. Economie is volgens Pouw in essentie een sociale wetenschap, waarin het welzijn van mens en natuur centraal hoort te staan en zaken die daaraan bijdragen hoge waardering krijgen. In plaats daarvan is het vak nu een rekenkundig model dat draait om kosten-batenanalyses en winstmaximalisatie, ten koste van alles. Het is tijd voor herbezinning, aldus Pouw. ‘De huidige economische wetenschap is te ver af komen te staan van de werkelijkheid van alledag.’

Wat betekent deze conclusie concreet? Het begint met een andere werkwijze. Start een project niet met spreadsheets en rekensommen, maar met het formuleren van maatschappelijke ambities. Pas als die duidelijk zijn, komen de financiën.

Over de auteur

author image
Floor Milikowski (Amsterdam, 1980) is journalist en sociaal geograaf. Zij publiceerde meerdere boeken over ruimtelijke ongelijkheid en stedelijke ontwikkeling, zoals Van wie is de stad (2018), Een klein land met verre uithoeken (2020) en Wij zijn de stad (2021).

Meer essays