Om natuur, klimaat en mens te redden zijn grote systeemveranderingen nodig. Dat gaat nu veel te langzaam. Milieuwetenschapper Jan Willem Erisman wil daarbij een sterkere rol voor de wetenschap. Met living labs om de noodzakelijke transities te versnellen.
Sinds 1970 is de populatiegrootte van vissen, vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen wereldwijd met gemiddeld 69% afgenomen. Dat blijkt uit het Living Planet Report 2022 van het Wereld Natuur Fonds dat deze maand verscheen. Wetenschappers waarschuwen dat we de temperatuurstijging niet weten te beperken tot 1,5 graad in 2050, als we doorgaan zoals nu. Met als gevolg extreem weer, droogte en overstromingen.
Stapje voor stapje een klein beetje veranderen, is niet meer genoeg. De wetenschap, bij monde van bijvoorbeeld de vooraanstaande panels IPCC en IPBES, geeft aan dat er systeemtransities nodig zijn rond landgebruik, voedsel, energie, steden en infrastructuur om de klimaat- en biodiversiteitsdoelen te kunnen halen en om het welbevinden van de mens en de biosfeer in de toekomst te kunnen garanderen. Veel onderzoek laat zien dat de mensheid er bij systeemveranderingen op vooruitgaat qua gezondheid, brede welvaart en economie.
Sicco Mansholt
Een systeemtransitie houdt in dat je het totaal anders gaat doen. Een duidelijk voorbeeld van zo’n transitie is de modernisering van de landbouw na de Tweede Wereldoorlog. Landbouwminister en later Eurocommissaris Sicco Mansholt zette het adagium ‘Nooit meer oorlog, nooit meer honger’ succesvol in om de voedselproductie fors te verhogen, de arbeidsomstandigheden van boeren te verbeteren en de prijs van voedsel drastisch te verlagen.
Helaas realiseerden we ons te laat dat dit nieuwe landbouwsysteem ten koste ging van de natuur, biodiversiteit en het klimaat. We zitten daarom nu midden in de stikstofcrisis, die overigens al dertig jaar in golfbewegingen steeds weer terugkomt. Er is opnieuw een systeemtransitie nodig om ons landbouw- en voedselsysteem aan te passen. Met het opkopen van enkele honderden bedrijven en technische innovatie komen we er niet. We moeten de landbouw en ons voedselsysteem hervormen vanuit een langetermijnperspectief, geredeneerd vanuit een gezond dieet en welbevinden voor boer, burger en natuur.
Schiermonnikoog
Samen met alle zeven boeren op Schiermonnikoog heb ik gezien hoe je als wetenschapper kunt bijdragen aan systeemverandering. Een van deze boeren zou in 2014 worden uitgekocht vanwege de te hoge stikstofuitstoot van alle boeren samen. Ze kregen toestemming om het op een andere manier op te lossen en vroegen mijn hulp daarbij. We liepen tegen praktische, ecologische, institutionele en bestuurlijke problemen aan. Ook sociale en economische vraagstukken hebben we samen met alle belanghebbenden moeten aanpakken. Uiteindelijk hebben deze boeren hun bedrijven omgevormd. Nu boeren ze alle zeven nog, en dat met 38% minder vee en landbouw die biodivers is. Ze hebben door hun eigen kaaswinkel nu direct contact met consumenten en verdienen straks met minder melkproductie een goede boterham. Schiermonnikoog is nog mooier geworden.
Ik vertel vaak over Schiermonnikoog. Meestal krijg ik de vraag waarom dit nog steeds het enige gebied is waar we door krimp in plaats van groei de landbouw toekomstbestendig maakten. Waarom vindt dit voorbeeld geen navolging als het zo goed werkt? De provincie Friesland speelde een grote rol in de samenwerking en stelde middelen beschikbaar. Ook het ministerie was erbij betrokken, maar heeft verzuimd het succes uit te dragen en op te nemen in het beleid. Er is ook geen systeem opgezet om goed te analyseren wat er is gebeurd, wat de resultaten waren en hoe het succes opgeschaald zou kunnen worden. Hier kregen we geen financiering voor. Ik heb achteraf geleerd dat dit eigenlijk vanaf het begin onderdeel had moeten zijn van een langjarige ontwikkeling.
Het is de overheid die de lessen van Schiermonnikoog moet uitdragen en samen met de wetenschap en andere stakeholders moet zorgen voor de opschaling naar andere gebieden. Politiek en overheid zijn onontbeerlijk om een grote slag te maken met systeemtransities. Maar ook de wetenschap moet hier anders in opereren.
Te laag tempo
Zo zou de wetenschap drastisch moeten veranderen om veel meer successen zoals op Schiermonnikoog te kunnen boeken. Deze zomer stelden we met 23 wetenschappers onder de wetenschapskoepels NWO en KNAW een advies op over het Klimaatinitiatief Nederland. De strekking: we moeten noodzakelijke systeemtransities versnellen om binnen de 1,5 graad temperatuurstijging te blijven in 2050 om daarmee catastrofes te voorkomen. Veel kennis is er, de oplossingen weten we, maar het tempo is niet hoog genoeg.
Een van de aanbevelingen is de wetenschap een sterkere rol geven om de versnelling in te zetten. De wetenschapper is daarbij geen activist, maar kan wel met alle betrokken partijen samenwerken aan oplossingen. Dat vergt een veel grotere betrokkenheid van de wetenschap bij de transities.
Het is illustratief dat Johan Remkes de wetenschap niet aan tafel vroeg om mee te denken over een oplossing van de stikstofproblematiek. Ook de ministers die Remkes’ advies beoordelen en evalueren, spreken met alle partijen, maar niet met wetenschappers. Het is mijn ervaring dat de wetenschap alleen geraadpleegd wordt wanneer ze zelf bij het ministerie of de politiek hard aan de deur rammelt of wanneer bestaande meningen moeten worden bevestigd.
Als ik een debat in de Tweede Kamer zie, denk ik regelmatig: wat zou het efficiënt zijn als er nu naast de voorzitter een wetenschapper zat die op verzoek de feiten checkt. Daarnaast kunnen wetenschappers ook met een andere werkwijze een belangrijke rol spelen bij het versnellen van de transities die zo hard nodig zijn.
De wetenschap zou veel actiever aan oplossingen moeten meewerken, bijvoorbeeld in living labs zoals op Schiermonnikoog. Alle betrokkenen hebben kennis en ervaring, samen kun je al lerend duurzame oplossingen ontwikkelen, geïnitieerd door burgers of door de wetenschap zelf. Dit is geen lineair proces van idee tot ontwikkeling, maar een organisch proces waarin verschillende fases door elkaar lopen en alle partijen betrokken zijn. Living labs kunnen op verschillende schaalniveaus ontstaan en doorontwikkelen naar systeemtransities.
Verloren tijd
Zulke living labs hebben een lange doorlooptijd en vragen om langlopende financiering, een structurele transdisciplinaire inzet en commitment van de wetenschap en alle andere partijen. Het huidig financieringssysteem voor wetenschappelijk onderzoek is hier niet op ingesteld. Nu dien je met partners voorstellen in voor een project van vier jaar. De concurrentie is groot, waardoor er veel tijd verloren gaat aan het schrijven van voorstellen die het niet halen. Promovendi schrijven nu in vier jaar tijd artikel na artikel, maar wie gebruikt de resultaten en kennis en zorgt voor de toepassing ervan?
Voor het vernieuwende en fundamentele onderzoek werkt het bestaande systeem heel goed. Voor het meer maatschappelijk relevante onderzoek zoals dat in living labs wordt ontwikkeld, zou je liever andere prikkels willen gebruiken. Om missiegedreven wetenschap te stimuleren, is in de wetenschap een transitie nodig die behoorlijk vergelijkbaar is met de maatschappelijke transities. De vraagsturing moet veel minder gericht zijn op wetenschappelijke publicaties of commerciële samenwerking, en veel meer op de bijdrage aan versnelling van maatschappelijke transitie. Dit kunnen we ook toepassen bij de waardering van studenten en promovendi.
Cocreatie
De opzet van een living lab zou in cocreatie met de wetenschap en belanghebbende partijen moeten gebeuren en niet in concurrentie. De financiering zou voor lange tijd, meer dan 10 jaar, beschikbaar moeten zijn met go/no go-momenten, waarbij er ook ruimte is voor verdiepingsslagen.
We moeten het lef hebben om het oude denken te doorbreken en nieuwe experimenten in te zetten. Laten we daarbij ook de huidige structuur van de universiteiten ter discussie stellen. Docenten moeten naast disciplinaire wetenschap een transdisciplinaire ontwikkeling inzetten, samen met hun studenten en mensen buiten de universiteit, in living labs. Het samenwerken aan systeemtransities moet meer prioriteit krijgen. Dat kan door dwarsverbanden aan te leggen tussen faculteiten, zoals het Liveable Planet-programma in Leiden.
We kunnen ook de faculteiten zelf anders inrichten. In plaats van Wis- en natuurkunde of Geneeskunde zouden we de faculteiten Voedselsysteem, Gezonde samenleving of Rechtvaardige duurzame energievoorziening in kunnen richten. Waar medici, juristen, biologen en economen samenwerken en waar ook voldoende ruimte is voor fundamenteel en vernieuwend onderzoek. Als de maatschappij moet veranderen, moet de wetenschap dat ook.