Het was met confetti en er werd gedanst op tafel, maar een feestje was het niet. Toen de linkse activiste Josephine Witt in 2015 op de tafel sprong voor een verbouwereerde Mario Draghi — roepend 'Maak een eind aan de dictatuur van de ECB' — tekende ze waarschijnlijk voor het bizarste protest tegen het beleid van de Europese Centrale Bank, maar absoluut niet voor het enige.
Witt vatte na afloop haar beweegredenen samen: centrale bankiers zijn technocraten, er is geen democratische legitimiteit en de burger heeft geen vat op wat er in de economie gebeurt.
Daartegenover staat kritiek uit conservatieve hoek. De ECB is juist niet technocratisch genoeg, laat de oren te veel hangen naar de wensen van politici en slaagt er niet in de eigen bestaansreden waar te maken: de garantie van prijsstabiliteit.
Het illustreert de spagaat waarin de beleidsmakers achter de euro zijn terechtgekomen, een gevolg van constructiefouten die dertig jaar teruglopen, naar 9 december 1991. Toen is de basis gelegd voor de euro, die acht jaar later van start ging. Acht jaar lang liep bijna alles goed. Er werd lof gezongen. De gedeelde munt maakte internationaal reizen en betalen een stuk makkelijker en goedkoper. Ondernemers blij, burgers blij, politici blij.
Maar een zorgeloos decennium was de eurozone niet gegund. In 2008 brak de financiële crisis uit, gevolgd door de eurocrisis. Plots bleken er ook heel wat nadelen aan de muntunie te plakken. Nederlanders moesten meebetalen om Griekenland, Portugal en Ierland overeind te houden, want de geloofwaardigheid van de euro stond op het spel. Eenmaal geklutst is het onmogelijk om de eieren terug uit de omelet te halen. Dat moest de boodschap aan de financiële markten zijn.
Toch is het verre van een egale omelet. De negentien eurolanden hebben een eigen arbeidsmarkt, pensioenstelsel, overheidsbeleid, een andere bestuurscultuur ook. Daar één monetair beleid voor voeren blijkt problematisch. Voor de een is het te strak, voor de ander te soepel. Duitsland en Nederland klagen bijvoorbeeld al jaren dat de rente omhoog moet, want de hogere inflatie vreet aan de koopkracht van spaargeld. Nee, laag houden, of liever nog, nóg lager, vraagt Zuid-Europa, dat torenhoge overheidsschulden meesleept.
Hervormingen zijn nodig, dat besef is bij iedereen ingedaald. Maar welke hervormingen? Maak een volwaardige politieke unie, met structurele solidariteit tussen eurolanden, vindt één groep. Geef de ECB meer bevoegdheden, dat volstaat, klinkt het elders. Frankfurt kan dan de transitie naar een duurzame economie helpen realiseren, en meer op maat van individuele landen gaan werken. Nog weer anderen zien maar één goede hervorming: zet er een punt achter. Terug naar de gulden, de mark, de lire. Hoe heeft het de afgelopen dertig jaar zover kunnen komen, en hoe ver gaat het nog?
Waarom kwam de euro er eigenlijk? Al sinds de jaren zeventig zijn er ideeën over één gezamenlijke Europese munt, maar er moet eerst een muur omvallen voordat er schot in de zaak komt. Duitsland herenigt in 1990, waardoor het demografisch en economisch een stuk groter is dan de andere Europese landen.
Vooral de Fransen zijn bang voor een herhaling van het verleden en eisen dat Duitsland zich verankert in Europa. 'Er is een Europese Unie nodig om een potentieel gevaarlijk Duitsland in Europa onder controle te houden', verklaart bondskanselier Helmut Kohl. Duitsland belooft in een monetaire unie te stappen, en dus zijn oersterke mark op te geven voor de gedeelde euro.
Nederland komt te boek te staan als een van de grondleggers van die euro, al gaat dat gepaard met een diplomatieke afgang. Als voorzitter van de Europese Gemeenschap stelt Nederland in 1991 de oprichting voor van een Europese Politieke Unie, terwijl het zich daar de voorgaande decennia juist met hand en tand tegen verzette.
Het is een vlucht vooruit: beter dat Brussel meer te zeggen krijgt, dan de as Berlijn-Parijs. Het Nederlandse plan krijgt alleen steun van België en gaat dus rechtstreeks de prullenbak in. 'Nederland ging af als een gieter', verklaart minister Hans van den Broek van Buitenlandse Zaken later.
Om het gezichtsverlies weg te poetsen maakt Nederland werk van het Verdrag van Maastricht, dat de twaalf EG-lidstaten op 9 december ondertekenen en dat ook de basis legt voor de Economische en Monetaire Unie (EMU). Niet iedereen mag daar zomaar aan meedoen. Kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo mag de staatsschuld niet meer bedragen dan 60% van het bruto binnenlands product (bbp) en moet het begrotingstekort lager zijn dan 3%. Verder moet de inflatie onder controle blijven.
Grote obstakels, zo blijkt bij de evaluatie in 1997. Slechts vier landen voldoen aan alle voorwaarden en maar twee willen nog meedoen: Luxemburg en Frankrijk. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk passen ervoor. Gelukkig voor Nederland, dat dan een schuldgraad heeft van 72%, is al snel duidelijk dat bij de beoordeling van de kandidatuur van een land voor de eurozone ook politieke overwegingen meetellen. Daardoor krijgen alle aspiranten groen licht, op Griekenland na.
Minister van Financiën Gerrit Zalm dreigt er nog mee dat Nederland niet zal meedoen als Italië bij het clubje mag. Een land met zo'n zwakke budgettaire reputatie de muntunie in loodsen zal funest zijn voor de monetaire en begrotingsstabiliteit, vreest Zalm. Het dreigement valt in dovemansoren en Nederland bindt uiteindelijk in.
De landen die samen in de eurozone zijn gestapt delen vanaf 1999 de euro, om te beginnen op papier. Het duurt tot 2002 tot de inwoners van de eurozone de munten en biljetten echt in handen hebben. Dan blijken de voordelen. Wie vóór de invoering van de euro met ƒ1000 door de huidige negentien eurolanden trok en dat bedrag in elk land liet omwisselen voor de lokale munt, kwam uiteindelijk met ƒ668 terug. En dan had je, behalve de commissies van 2% voor het omwisselen, nog niets uitgegeven.
Voor ondernemers is de euro ook voordelig. Vóór de euro moeten ze bijvoorbeeld altijd in de gaten houden of de munt waarmee buitenlandse klanten betalen niet te veel in waarde daalt. Dat zou zwaar nadelig zijn. Om negatieve wisselkoerseffecten te voorkomen, dekken ze dus hun valutarisico af, maar dat is verre van gratis. In 1990 becijfert de Europese Commissie dat de kosten daarvoor gelijkstaan aan 0,07% tot 0,08% van het bbp van de Europese Gemeenschap, die dan uit twaalf landen bestaat.
Het aantal landen dat de euro doorvoert, groeit in de loop der jaren. De in 2004 tot de EU toegetreden Baltische staten omarmen de eenheidsmunt, net als Slowakije, Slovenië en de eilandstaten Cyprus en Malta. Kroatië en Bulgarije willen snel afscheid nemen van hun eigen munt. Maar euro-invoering is vloeken in de kerk in Polen, Tsjechië en Roemenië. Ze maken allerminst haast.
Ze zijn ook niet de enige sceptici. Volgens de Europese verdragen is het uiteindelijke doel van alle EU-lidstaten om de euro te gaan voeren, maar de 'oude' lidstaten Zweden en Denemarken gingen er nooit toe over. De Denen bedongen zelfs een opt-out. Al is de Deense kroon alleen in naam een zelfstandige munt, in de praktijk is hij gekoppeld aan de euro en kan hij dus niet meer of minder waard worden ten opzichte van de eenheidsmunt.
Wie verdedigt de jonge euro eigenlijk? Dat is vanaf 1999 de Europese Centrale Bank, met de Nederlander Wim Duisenberg als zijn eerste topman. De belangrijkste taak van de ECB is de garantie van de
prijsstabiliteit.Dat doet ze vooral door het goedkoper of duurder te maken voor burgers, bedrijven en overheden om geld te lenen. Klinkt simpel, maar het is eigenlijk
best complex.Helder communiceren over monetair beleid is hoe dan ook een gave, zoals de voormalige hoofdeconoom Peter Praet ooit pijnlijk illustreerde.
Op 1 januari 2002 is het echt zover: Europeanen in twaalf landen kunnen voor het eerst betalen met eurobiljetten. In december 2001 krijgen Nederlandse burgers alvast een gratis setje euromunten om te oefenen. Daarin zitten geldstukken van €1 en €2, en van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent.
Dat de munt 'euro' heet, en niet 'ecu' (de naam van zijn tijdelijke voorganger) heeft een eenvoudige reden. De écu was de naam van een oud-Franse munt, en daar willen de Duitsers niet van weten. Ook voor het ontwerp van de bankbriefjes is het schipperen. Afbeeldingen van Europese figuren zoals Jean Monnet of Paul-Henri Spaak blijken te Frans of te Belgisch.
Datzelfde bezwaar geldt zelfs voor planten en bloemen, die te sterk gelinkt zouden zijn aan bepaalde landen. Uiteindelijk komen er onbestaande bruggen uit de bus. Die stoten niemand voor het hoofd.
Opmerkelijk genoeg bestaan die bruggen ondertussen wel. De Zuid-Hollandse gemeente Spijkenisse heeft de zeven eurobruggen in miniatuurversie nagebouwd als verbinding tussen de nieuwe woonwijk Het Land en de rest van de gemeente. Die van €50 (renaissancestijl) is bruinrood, die van €100 (barok en rococo) gifgroen.
De eerste jaren van de euro verlopen relatief rimpelloos. Maar dan steekt een storm op. Die gaat over de essentie van het zakendoen, en meer in het bijzonder van geld lenen: vertrouwen. Een bank stelt geld beschikbaar in de veronderstelling dat degene die leent de lening kan terugbetalen. Doorgaans vraagt de bank een aanstaande debiteur het hemd van het lijf.
Over onderpand, over vermogen, over winsten uit het verleden die geen garanties zijn voor de toekomst. Over perspectieven. Maar los van harde data is er dus ook vertrouwen. Of niet. Vertrouwen is iets ongrijpbaars dat, floep, plotseling kan verdwijnen. Dat blijkt in 2007 bij de start van de kredietcrisis, die zal uitlopen in de eurocrisis.
Het probleem ontstaat in de Verenigde Staten. Daar hebben banken pakketten hypotheken verpakt in financiële producten. Die krijgen zonder uitzondering een solide waardering mee van kredietbeoordelaars. Alleen slaat bij die pakketten het fenomeen van de zwembadplas toe.
Dat werkt zo: als er honderd mensen naar het zwembad gaan en één iemand zegt in het bad te hebben geplast, wil niemand meer zwemmen. Vertaald naar de kredietcrisis: in de pakketten met hypotheken blijkt ook rommel te zitten. Maar hoeveel weet niemand.
Dat heeft een verdampend effect op vertrouwen. Niemand durft met zekerheid te zeggen wat de waarde van de pakketten hypotheken is, en banken weten dus niet hoe financieel solide beleggers en andere banken zijn. Dus lenen ze geen geld meer aan die partijen uit.
De grootste bancaire crash is die van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in 2008. Maar ook Europese banken zijn de sigaar. Financiële instellingen zoals ING hebben miljardensteun nodig. Lidstaten tuigen enorme steunregelingen voor banken op. 'Ik had het gevoel dat we drie keer langs de rand van de afgrond waren gelopen', zegt toenmalig minister Wouter Bos van Financiën later in een terugblik.
In de eurozone is de bankencrisis een veelkoppig monster. In een land als Spanje hebben de banken geen riskante buitenlandse beleggingen gedaan, maar zijn ze verslaafd aan bakstenen. Ze hebben veel te veel geld verschaft aan de vastgoedsector. Dat laatste speelt ook in Ierland.
Maar één land is symbool komen te staan voor de eurocrisis: Griekenland. Najaar 2009 blijkt dat Athene heeft gesjoemeld met zijn begrotingscijfers. De financiële markten, die altijd hebben gedacht dat een land uit de eurozone op redding van andere eurolanden kan rekenen, schrikken wakker als de vraag rijst of de rest Athene echt wil helpen. De Griekse rente explodeert.
De eurolanden redden Griekenland door het land leningen toe te stoppen. En passant redden ze daarmee ook hun banken, die geld hadden uitstaan in Athene. In ruil moeten de Grieken bezuinigen, en zeer ingrijpend. De bijl gaat in de Griekse pensioenen, Athene moet al zijn tafelzilver verkopen om aan geld te komen en ambtenaren leveren salaris in.
De ECB kijkt tijdens de crisis behoorlijk lang werkeloos langs de zijlijn toe. Het monetaire dogma dicteert dat een centrale bank een lender of last resort moet zijn, en dus te hulp moet schieten als de nood het allerhoogst is. Maar de ECB is jong, en past zoiets wel in het mandaat?
Pas als de bankencrisis in een landencrisis is omgeslagen — president Nout Wellink van De Nederlandsche Bank spreekt van 'de giftigste cocktail die ik ooit heb gezien' — komt ECB-president Jean-Claude Trichet in actie. Als de eurozone in mei 2010 haar eerste noodfonds optuigt, steekt hij de eurozone de helpende hand toe.
Trichet wacht in de crisisnacht van 9 op 10 mei tot de eurolanden een akkoord over het noodfonds hebben, en geeft dan opdracht om leningen van eurolanden in nood op te kopen. Zo drukt de ECB de rente die deze landen moeten betalen voor nieuw kapitaal.
Maar Trichets relatie met de politiek blijft moeizaam. Als hij in het najaar van 2010 bij een EU-top emotioneel bezwaar maakt tegen een Frans-Duitse deal, gemaakt bij een strandwandeling van de Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president Nicolas Sarkozy in de Normandische badplaats Deauville, krijgt hij nul op het rekest.
Die deal bepaalt dat beleggers moeten meebetalen bij toekomstige reddingen van eurolanden. Dat leidt ertoe dat de crisis weer oplaait, weet de ECB-president zeker.
Andere landen delen Trichets zorgen. 'Een ramp', noemt de Griekse minister van financiën George Papaconstantinou het Frans-Duitse onderonsje. Nu beleggers zeker weten dat ze later zullen moeten inleveren op hun vorderingen, eisen ze een nog veel hogere vergoeding voor het verstrekken van krediet.
Naar Griekenland luisteren op dat moment weinigen. Maar als Trichet spreekt, is dat doorgaans anders. Sarkozy zegt bij de EU-top in het najaar van 2010 evenwel bars dat de bankpresident moet dimmen. Waar was Trichet in 2009 toen de eurozone dreigde om te vallen?
Dat laat de ECB-chef zich niet zeggen. Hij laat zijn bord bij het diner van de EU-regeringsleiders in Brussel onaangeroerd, stapt op en laat de regeringsleiders in hun sop gaarkoken. Onder zijn bewind is er van de ECB geen monetair stuntwerk te verwachten.
De ECB moet zo veel mogelijk op de Duitse Bundesbank ('BuBa' voor vrienden) lijken, eiste Duitsland ooit. Streng onafhankelijk, met een mandaat dat strikt op de beteugeling van inflatie is gericht. Geen fratsen en geen liederlijk, geldontwaarding veroorzakend gedoe waaraan zuidelijke centrale banken uit het eurogebied zich nogal eens hebben bezondigd.
De argwaan in Berlijn en het financiële hart van Duitsland, Frankfurt, is dan ook groot als er eind 2011 een Italiaan opstaat om Jean-Claude Trichet op te volgen als president van de ECB. Een Italiaan? Dat kan niet veel goeds betekenen.
Maar als Duitse media Draghi's doopceel lichten, zijn ze gerustgesteld. De voormalige Italiaanse topambtenaar, centrale bankier en ex-medewerker van Goldman Sachs, had ook Von Drachenstein kunnen heten, zo menen ze te kunnen opmaken uit Draghi's monetaire opvattingen. Sensatiekrant Bild beeldt de Italiaanse centrale bankier dan ook af met een Pickelhaube, een Pruisische helm. Draghi krijgt er zelfs een.
Het is een cadeau waar Bild later nog spijt van krijgt. Eerst kroont Draghi zich tot de koning van de EMU, door in een speech in juli 2012 de turbulentie rond de euro te beteugelen door te vertellen dat de ECB er 'alles aan zal doen' om de munt te redden. 'En geloof me, dat zal genoeg zijn.'
De markten geloven Draghi: de storm rond de EMU gaat liggen, en zelfs gedonder rond een nieuw reddingspakket voor Griekenland leidt niet tot nieuwe donderwolken. Al zwelt het gemopper rond het ECB-hoofdkantoor in Frankfurt gaandeweg aan.
Om het inflatiedoel van de ECB te halen, gaat de centrale bank via het opkopen van obligaties steeds meer geld in het financiële systeem pompen om zo te proberen een schadelijke deflatoire spiraal te voorkomen.
Dat is het officiële verhaal. Het officieuze verhaal is dat de ECB met zijn opkoopbeleid ook de rente van zuidelijke eurolanden drukt, en zo hun staatsschuld houdbaarder maakt. Spaarders in Noord-Europa voelen dat ze moeten bloeden voor het Zuiden.
De ECB faalt daarbij opzichtig bij het halen van zijn doel — een inflatie van rond de 2%. En dat terwijl de beleidsrente zelfs onder nul uitkomt. Dit betekent dat spaarders moeten betalen om hun geld bij een bank te stallen, de omgekeerde wereld dus. Weinig banken durven het aan om die negatieve rente echt in te voeren. Juist in Duitsland gebeurt het toch voor het eerst, zij het enkel voor heel gefortuneerde klanten.
Aan het einde van Draghi's termijn wil Bild zijn Pickelhaube terug, wat Draghi weigert. Eens gegeven, blijft gegeven, zegt hij. Het Duitse vertrouwen in de ECB is totaal weg. 'Geld kun je drukken, vertrouwen niet', zoals de Duitse publicist Hans Magnus Enzensberger het ooit in een interview zegt.
Draghi's opvolger, ex-IMF-topvrouw Christine Lagarde, ook voormalig minister van financiën van Frankrijk, maakt het er niet beter op. Het wordt zelfs makkelijker om nóg meer Italiaans schuldpapier te kopen. Dat kan in Noord-Europa tot de vraag leiden 'voor wie de ECB eigenlijk werkt', waarschuwt Jeroen Dijsselbloem, voormalig voorzitter van de eurozone en oud-minister van Financiën.
Door alle monetaire stimulering is de balans van de ECB volgens critici inmiddels uitgedijd tot een op hol geslagen schimmel die bezit neemt van een brood. Wie een grafiek van die balans beziet, denkt dat hij een corona-explosie ziet.
1999-2008 Een wereldwijde financiële crisis begint als op 15 september 2008 de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers omvalt. De rustige beginjaren van de ECB zijn definitief voorbij. De bank moet alle zeilen bijzetten om de economie te ondersteunen. Ze verlaagt de rente en draait de geldkraan naar banken helemaal open.
2008-2012 In mei 2010 begint de ECB voor het eerst staatsobligaties te kopen, om zo de financieringskosten van getroebleerde eurolanden te drukken. Dit opkoopprogramma is omstreden, tijdelijk en halfslachtig. Ondertussen boksen de Europese politici verschillende noodfondsen in elkaar die goedkope leningen moeten verstrekken aan armlastige eurolanden. Maar financiële markten betwijfelen of die genoeg geld in kas hebben.
2012-2015 In juli 2012 neemt ECB-president Mario Draghi alle twijfel weg: de ECB is bereid om massaal staatspapier te kopen en zo beleggers te overtuigen dat de euro er is om te blijven. De geloofwaardigheid van die stelling is zo groot dat deze 'bazooka' geen schot moet lossen. De rentes op perifeer staatspapier vallen vanzelf omlaag.
2015-2020 In maart 2015 komt de ECB met een nieuw opkoopprogramma, en ditmaal gaat de geldpers wel degelijk draaien. Het opkopen van schuldpapier moet 'een desastreuze deflatie' afwenden, aldus Draghi. Bij een daling van het algemeen prijspeil kan een economie in een neerwaartse spiraal terechtkomen van dalende prijzen en lagere lonen, en zo in een diepe recessie belanden.
2020-heden Het coronavirus slaat vanuit Azië over naar Europa, en besmet de hele economie. De ECB wil de rentes laag houden om de kredietverlening in de eurozone niet in gevaar te brengen. Er komt een speciaal pandemie-opkoopprogramma, waar de centrale bank €1850 mrd voor uittrekt. Voor dat geld kan elke inwoner van de eurozone bijna tien jaar lang elke dag een Big Mac-menu eten. Of één Citroën C4 (catalogusprijs €23.150) cadeau krijgen.
Ondertussen mogen Europese overheden al een derde van hun schuld aftikken in Frankfurt. In Duitsland klinken weinig positieve woorden over de monetaire autoriteit en is kritiek op de ECB doordesemd met nostalgie naar de oude 'BuBa', waarvan president Jens Weidmann in het hier en nu zijn ongenoegen over het soepele beleid niet onder stoelen of banken steekt.
Maar nostalgici hebben vaak last van een selectief geheugen. Vóór de ECB liep echt niet elke Duitser weg met die gute alte BuBa. Laat de Bundesbank de rente eens verlagen om de conjunctuur te ondersteunen, zei de Duitse minister van financiën Oskar Lafontaine in 1998, nog geen jaar voor de ECB van start ging.
De eurozone heeft lessen getrokken uit de crisis, maar dat wil niet zeggen dat die lessen ook volledig zijn toegepast. Als de EMU een stoel is, ontbreekt er ten minste één poot en zijn er vragen over wat voor belasting het frame aankan.
Eerst de ontbrekende poot. Nog altijd ontbeert de EMU een Europees depositogarantiestelsel, dat de tegoeden van spaarders tot een serieus niveau beschermt als banken dreigen te crashen. Weliswaar zijn er nationale regelingen, maar de vraag blijft of elke lidstaat genoeg financiële munitie kan inzetten om een bankrun te voorkomen. Politiek getouwtrek tussen Noord en Zuid staat een akkoord over deze spaardersbescherming in de weg.
Dezelfde botsing doet zich voor bij de discussie over het 'frame' van de EMU, de regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Het pact dicteert dat een begrotingstekort niet hoger dan 3% van het bbp mag zijn, en de staatsschuld maximaal 60%. De EU heeft beide regels tijdens de coronapandemie buiten werking gesteld. Maar veel economen vonden ze sowieso amper werkbaar, en de handhaving ervan door de Europese Commissie arbitrair. Het uitvoerend orgaan van de EU paste sancties uit het SGP nooit toe en keek weg wanneer Frankrijk en andere lidstaten de hand lichtten met de afspraken.
Lidstaten zijn daarbij het SGP-keurslijf zat. Ze vinden bijvoorbeeld dat investeringen niet meer mogen meetellen in de berekening van het begrotingstekort. Griekenland stelt zelfs dat defensie-uitgaven buiten het pact moeten blijven. En Duitsland wil best over herziening praten, maar vindt ook dat regels regels zijn, en dat dit niet voor niets zo is.
Voor de ECB, de afgelopen jaren de belangrijkste speler van de EMU, spelen nog twee totaal andere uitdagingen. Hoe moet de bank omgaan met cryptovaluta? Zelf zo'n munt ontwikkelen om andere crypto's de pas af te snijden? En hoe gaat de monetaire autoriteit haar beleidsdoelen geloofwaardig verenigen met haar filosofie over duurzaamheid?
Dit zijn open vragen. De EMU bestaat dertig jaar, maar staat nog altijd in de steigers.
Klaas Knot -- 'De ECB kan fouten maken, alleen niet steeds dezelfde'
George Papaconstantinou -- 'Het is een misvatting dat financiële markten landen disciplineren'
Giuseppe Conte -- 'De Duitse economie kan het niet in zijn eentje'
Bernd Lucke -- 'Het zou verboden moeten zijn dat eurolanden elkaar redden'
Olivier Blanchard -- 'Als het moet verhoogt de ECB de rente'
Luis de Guindos -- Vicepresident ECB: 'Ik begrijp dat veel mensen klagen over de lage rentestand'
Jeroen Dijsselbloem -- 'De ECB kan niet anders dan verkrappen'