In het kort
- Bij een grootschalige proef met de recycling van mest gaat van alles mis.
- Deelnemers begaan overtredingen en de administratie schiet tekort.
- Toch prijst het kabinet de techniek als oplossing voor het mestoverschot.
Er staan serieuze vragen open, volgens de hoogste Europese ambtenaar voor milieu. Het is eind maart en Jeanne De Jaegher spreekt een zaal vol kopstukken uit de mestsector toe in Antwerpen. De toon op het mestcongres is ernstig: Nederland stevent met zijn overschot aan mest af op een crisis en er moet nú een oplossing worden goedgekeurd.
Van Catalonië tot Brussel kwamen ze naar Antwerpen met hetzelfde mestprobleem en vooral zoekend naar dezelfde oplossing. Namelijk: ‘renure’, een verzamelnaam voor technieken om dierlijke mest te veranderen in kunstmestachtige producten. Alle ogen zijn gericht op de Nederlandse proef waarin ‘mestfabrieken’ sinds 2009 experimenteren met het recyclen van mest door daaruit mineralen te herwinnen.
In het publiek wisselen instemmend geknik en geklap elkaar af als sprekers verwijzen naar het wondermiddel. Maar als De Jaegher de heilige graal bespreekt, blijft het stil. Ze tempert de hooggespannen verwachtingen. ‘Hoe betrouwbaar is de techniek? Zijn de onderzoekscriteria streng genoeg? Wat gebeurt er als de filters verstopt raken? Hoe consistent is de kwaliteit van het product?’
Kort voor het congres schaalde Nederland de lobby voor de Europese toelating van renure op. Tot aan de minister-president. In een brief dringt Mark Rutte bij Commissievoorzitter Ursula von der Leyen aan op toelating van de ‘win-winsituatie voor boeren en milieu’.
Lobbyen loont, blijkt een week na het mestcongres. Demissionair landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie) roept na afloop van een ministerraad: het is erdoor. Brussel gaat renure goedkeuren. Maar hoe of wat of wanneer, dat kon de minister niet zeggen.
Het is de witte rook waarop Nederlandse veehouders in spanning wachtten. Want sinds 1 januari 2024 mogen zij stapsgewijs minder mest uitrijden over hun land dan de jaren ervoor.
Daarmee komt de Nederlandse veehouderij in de problemen. Mest afvoeren kost geld, veel geld, net als extra kunstmest kopen.
Als Brussel niet opnieuw een uitzondering voor Nederland maakt, vreest de melkveehouderij afscheid te moeten nemen van een derde van haar melkkoeien: 600.000 beesten. Een schadepost van miljarden euro’s.
Uitvinder
Zonder de uitzonderingspositie was de mestcrisis nooit zo acuut geweest. Het was één rekensom die de Nederlandse landbouw voorgoed veranderde. Jaap Schröder, onderzoeker aan de Wageningen Universiteit, kreeg rond de eeuwwisseling een opdracht die hem onbedoeld de uitvinder van de uitzondering maakte.
Het landbouwministerie vroeg Schröder en zijn werkgroep: hoeveel mest kan Nederland écht aan? De norm in de hele Europese Unie is dan 170 kilo stikstof per hectare per jaar. ‘Van Sicilië tot Finland’, legt Schröder maart 2024 aan het FD uit. ‘Gevoelsmatig klopte dat natuurlijk niet. De bodem, het weer en de landbouw verschillen enorm in de Europese lidstaten.’
Wat wel overal geldt: mest en waterkwaliteit staan met elkaar op gespannen voet. Te veel of op de verkeerde momenten uitgereden mest spoelt uit en komt in het grondwater. Meststoffen kunnen de waterkwaliteit verslechteren.
Waar de werkgroep rond de eeuwwisseling als eerste achter kwam: de mestnorm van 170 kilo stikstof per hectare per jaar is op geen enkel wetenschappelijk bewijs gebaseerd. Het is een bedenksel van Jean Duchemin, toenmalig milieumedewerker van de Europese Commissie.
Twee koeien per hectare, was voldoende — naar zijn idee. Die stoten per jaar 85 kilo stikstof per hectare uit, schatte hij. Zo werd 170 kilo de norm, vertelt Schröder. ‘Meer wetenschap was het niet.’
Ook de wetenschap achter een belangrijke milieunorm voor de stikstofverbinding nitraat is niet ‘keihard’, volgens Schröder. ‘Die norm is gebaseerd op twee proeven met honden. Of beter: één proef met twee honden.’
Uitzonderingspositie
Schröders werkgroep moest meer wetenschappelijke onderbouwing brengen. Zij rekenden terug hoeveel mest Nederlandse boeren kunnen uitrijden zonder de waterkwaliteit aan te tasten. Meer dan gedacht, bleek het antwoord. Althans: bij bepaalde grondsoorten, bij boeren met voldoende vakkennis en bij bepaalde gewassen. Dan zou Nederland deels soms tot 250 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar aankunnen, becijferde Schröder.
Zwaaiend met zijn berekening kreeg de Nederlandse overheid een uitzonderingspositie van Brussel. ‘In onze rapporten stonden alle nuances keurig beschreven. Dat hebben ze alleen — in politieke termen — “platgeslagen”.’ Nederland kan meer stikstof aan dan de Europese norm, concludeerden politici. Over de voorwaarden had niemand het meer.
Nederland rekende zich rijk, zegt Schröder. ‘Nederland wist dat de derogatie (de uitzonderingspositie, red.) om de vier jaar moest worden onderbouwd, maar men zag het als een eeuwige regeling. Dat was niet het beeld van Brussel.’
Nog een misverstand was dat Nederland zich jaren stuk staarde op gemiddelden. Brussel viel andere waarden in de tabellen op. ‘In de droge zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland was het helemaal niet oké.’ Tot op heden voldoen veel Nederlandse wateren niet aan Europese standaarden.
Uitgestelde crisis
Dus kreeg Nederland in september 2022 niet nog eens vier jaar derogatie. Voor melkveehouders betekent dat: gierputten waar de mest over de randen klotst. Boeren weten zich sindsdien geen raad.
Voorheen konden boeren hun mest simpelweg uitrijden over het land. Na de groei van de veestapel kon dat niet langer zonder waterkwaliteit en natuur te verslechteren. Komt de mestcrisis door het verdwijnen van de derogatie, of doordat Nederland te veel mest produceert?
Tussen 1960 en 2000 nam het aantal dieren in Nederland explosief toe. Hoewel dit aantal de laatste jaren weer licht daalt, onder meer door opkoopregelingen, produceert de veestapel nog altijd meer mest dan Nederland aankan.
Met productieplafonds, quota en opkoopregelingen probeert de overheid de mestmarkt in toom te houden. Tot 2023 was het stikstofplafond 489,4 miljoen kilo stikstof per jaar.
Vanaf 2025 is dit plafond een stuk lager, namelijk 440 miljoen kilo stikstof per jaar.
Zonder de uitzonderingspositie om meer mest te mogen uitrijden, schiet het mestoverschot snel omhoog, berekent het Nederlands Centrum Mestverwaarding (NCM). Veehouders melden het FD dat de verdubbeling van de afvoerkosten tot €40 à €50 per ton overtollige mest, hen dwingt koeien te verkopen.
Dunne fractie
Hier komt renure om de hoek. In een overheidspilot experimenteren Nederlandse mestfabrikanten sinds 2009 met het zogeheten mineralenconcentraat. Dierlijke mest op kunstmest laten lijken is het doel. Kunstmest, gemaakt van fossiele grondstoffen, heeft namelijk enkele voordelen. De kwaliteit valt nooit tegen en het bevat precies de nodige voedingstoffen voor het gewas.
Bovendien spoelt kunstmest, mits op het juiste moment uitgereden, minder uit naar grond- en oppervlaktewater dan dierlijke mest. Daarom kijkt de commissie voor milieu in Brussel met argusogen naar renure. Als boeren veel slechte kunstmestvervangers gebruiken, kan dit de waterkwaliteit verslechteren.
Om tot het wondermiddel te komen, wordt mest gescheiden in ‘dikke’ en ‘dunne fractie’. Een groot deel van het mestoverschot exporteert Nederland. Maar mest bestaat grotendeels uit water. Om te voorkomen dat vrachtwagens voornamelijk met water door Europa rijden, dikken fabrieken de mest eerst in.
Het waterige deel, de ‘dunne fractie’, blijft over. Dit vruchtbare goedje gaat normaal gesproken naar Nederlandse akkerbouwers, die anders kunstmest moeten kopen.
In de pilot brouwen de fabrieken nog een stap verder. Onder hoge druk persen ze mest door een fijnmazig membraan, ook wel de omgekeerde osmosefilter. Het restproduct is lozingswater dat, in theorie, zo schoon is dat je er streeploos ramen mee kunt lappen.
In het filter blijft mineralenconcentraat achter. Dit resterende goedje moet dus kunstmest vervangen.
Daar valt wat op af te dingen. Want hoe komen de gewenste voedingsstoffen in het mineralenconcentraat? Uit veevoer dat niet kon groeien zonder kunstmest, betoogt de koepel voor kunstmestproducenten. Die noemt kunstmestvervangers ‘gerecyclede kunstmest’. Bovendien blijft de akkerbouwer, die voorheen dunne fractie over zijn land reed, met lege handen achter. Die moet alsnog kunstmest kopen.
Aangekoekte kalk
Er zijn meer hobbels. De energievretende druk bij het filteren is zo hoog, dat het fijne en kwetsbare filter om de haverklap verstopt raakt. Filters koeken dicht, bijvoorbeeld door kalk. Het waterschap Aa en Maas voerde sinds 2016 bij zes pilotdeelnemers 233 controles uit. Bij 55 was sprake van storing of andere complicaties. Zo lag mestfabriek Bleekerheide in Asten uit de pilot bij 31 van de 46 controles stil door een storing of reiniging.
Ja, de filters gaan snel kapot, bevestigt de Wageningse onderzoeker Harm Smit, tot een jaar geleden verantwoordelijk ambtenaar bij de pilot. ‘Dat is een belangrijke kostenpost in dit verhaal. Bij sommige bedrijven gingen ze al na drie maanden stuk, terwijl ze in principe een jaar moeten meegaan. Als je ze dan vier keer per jaar moet vervangen, dan kost dat wel wat.’
Als de filter heel blijft, is de uitkomst alsnog onzeker. De kwaliteit van het eindproduct verschilt sterk, concluderen onderzoekers van Wageningen in 2021. ‘De meeste van de installaties’ in de proef kunnen mineralenconcentraat maken dat aan de eisen voldoet, maar ook hier ‘is er grote variatie in de samenstelling.’ Bediening van de installaties en het onderhoud bepalen de kwaliteit, schrijven de onderzoekers.
Sjoemelende fabrieken
Sommige mestfabrieken uit de pilot houden zich niet aan de regels, blijkt uit onderzoek van het FD. Lokale overheden namen tegen twee van de tien door de Rijksoverheid erkende fabrikanten van de kunstmestvervanger maatregelen vanwege overtreding van de voorschriften.
Zo legde de provincie Limburg het bedrijf Agro America een last onder dwangsom op vanwege schending van de voorschriften. Volgens de gemeente verwerkte de mestfabriek drie keer meer mest dan vergund. Al acht jaar is Agro America verwikkeld in rechtszaken met de gemeente over een uitbreiding.
In Bergeijk kwam bij mestfabriek Houbraken volgens de lokale omgevingsdienst viermaal meer drijfmest binnen dan toegestaan. De halve productie vonden inspecteurs niet terug in de boeken. Daardoor moest Houbraken medio 2021 dicht. Toch erkent de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beide mestfabrieken nu nog als officiële deelnemer aan de proef.
Hoe efficiënt de proef is, blijft onduidelijk. Een overzicht van de mest die deelnemers innemen en de hoeveelheid mineralenconcentraat en dikke fractie die zij daarvan maken, ontbreekt bij de RVO. Twee maanden na een verzoek om deze informatie komt de dienst met cijfers die suggereren dat de mestfabrieken twee derde van de binnenkomende meststoffen zoek maken. Na vragen van het FD zeggen de RVO en het landbouwministerie dat die cijfers bij nader inzien niet kloppen.
Ook de nieuwe cijfers blijken niet goed, corrigeert het departement. Een derde en laatste lezing door het ministerie van de eigen data zou betekenen dat de proefdeelnemers vijftien tot twintigmaal meer van de meststoffen fosfaat en stikstof produceert dan erin is gegaan. Chemisch onmogelijk.
Een klip en klaar overzicht van de essentie van de proef — hoeveel mest ging erin en hoeveel mineralenconcentraat en dikke fractie kwam eruit — kunnen departement, RVO en Wageningse onderzoekers niet leveren. Het doel van de proef is experimenteren met het maken van het middel en de milieu-effecten onderzoeken, aldus het ministerie.
Zo blijft onduidelijk wat de proef (bekijk hier de data) per saldo oplevert. Ook het bedrag aan subsidie dat de proef en het onderzoek daarnaar afgelopen vijftien jaar kreeg, zegt het landbouwministerie niet te kunnen geven.
Hoe mest ook uit de proef kan verdwijnen, denkt een omwonende van een van de deelnemende mestfabrieken te weten. ‘Mest wordt gewoon illegaal bij boeren in de omgeving uitgereden’, zegt hij. Op voorwaarde van anonimiteit, want hij wordt bedreigd. Trekkers rijden hem in de buurt van de weg af, vertelt hij. Een medewerker van een proeffabriek verhaalt ook over het zoekmaken van mest door het illegaal op het land te verspreiden. Ook hij wil vanwege bedreiging niet met zijn naam in de krant.
Pulsvissen
Of het FD wel weet hoe lang die pilot met mineralenconcentraat al duurt, vraagt Henk Willems, leidinggevende van mestfabriek en proefdeelnemer Agro America. ‘Vijftien jaar! Is dat niet een beetje lang voor een proef? Tien jaar geleden is voor het laatst een conclusie uit die proef getrokken.’ Die luidde volgens hem: Nederland gaat hiervoor lobbyen in Europa.
‘Het is dezelfde gang van zaken als met de pulsvisserij’, zegt Schröder. Hij ziet parallellen tussen renure en een ander experiment dat het landbouwministerie aanzwengelde: het vissen door kotters met elektrische schokken. Aangemoedigd door de overheid zetten de vissers een techniek breed in die nog niet door Brussel was goedgekeurd.
Na een proef van acht jaar stemde het Europees Parlement pulsvissen weg. Teleurstelling alom bij de kottervissers. Met die deceptie in het achterhoofd klinken De Jaegher’s woorden op het mestcongres in maart over renure als een waarschuwing: ‘We willen zeker weten dat we dit willen.’
Naschrift: na publicatie van deze webspecial publiceerde de Europese Commissie een conceptvoorstel met details over voorwaarden waaronder renure mogelijk kan worden toegelaten.