Dit is de tekstversie van de special "Er gloort weer hoop voor de Nederlandse zonne-industrie". Ga naar de volledige webspecial met interactieve elementen.
In de ruime fabriekshal van Solarge in Weert lopen nauwelijks mensen rond. Hier wordt het leeuwendeel van het werk gedaan door machines, die met hun grijparmen, zuignappen en infraroodlichten felblauwe zonnecellen oppakken, aan elkaar solderen en op kunststof platen bevestigen. Aan het einde van de productielijn rollen er complete, superlichte én volledig recyclebare zonnepanelen van de band af. Zo’n 200 stuks per dag.
Het dozijn mensen dat wel aan het werk is, houdt vooral in de gaten of er niets fout gaat. Gestoken in plastic handschoenen en warme blauwe vesten met het bedrijfslogo, turen ze naar een soort zwart-witte röntgenfoto's van de zonnecellen op hun computerscherm. Zijn de cellen niet beschadigd geraakt in de machine? Zit er geen soldering los?
Gerard de Leede, chief technology officer en medeoprichter van Solarge, buigt voorover naar een van de schermen. ‘Kijk, in deze cel zit een scheurtje, die kan de vuilnisbak in.’ In de begindagen van de fabriek gebeurde dat veel vaker dan hem lief was. ‘Deze machine stond de helft van de tijd stil. We dachten dat alles na drie maanden op rolletjes zou lopen, maar dat duurde zeker een halfjaar.’ Nu kan De Leede erom lachen. ‘Toen had ik slapeloze nachten.’
Want het hebben van goed werkende machines was wel de minste voorwaarde om de nieuwe fabriek tot een succes te maken. Solarge begeeft zich in een bijzonder competitieve markt, waar grote Chinese producenten de dienst uitmaken. ‘Als je al dit werk handmatig moet doen, schiet het niet op’, zegt De Leede.
Solarge is een van de Nederlandse maakbedrijven die zich proberen in te vechten in de zonnemarkt, jaren nadat Europese bedrijven zijn weggevaagd door zwaar gesubsidieerde producenten uit China. Makkelijk is dat niet. Verschillende bedrijven die het hebben geprobeerd, hebben het niet gered.
Chinese bedrijven hebben inmiddels enorm veel schaal én kennis. Bovendien kunnen ze nog steeds gebruikmaken van goedkope (en vervuilende) energie, grond en leningen. Ook maken ze niet zelden gebruik van dwangarbeid, zeker bij de productie van de grondstof silicium. Een gelijk speelveld is er dus niet. Afhankelijk van het type product hebben Chinese spelers 75% tot 97% van de Europese markt in handen gekregen.
Toch is de nieuwe generatie bedrijven die aan de weg timmert opvallend optimistisch over de kansen. Omdat de bedrijven zich richten op de nieuwste technologieën, omdat ze eindelijk de politieke wind mee hebben in Europa en omdat grote Chinese spelers wankelen na het jarenlang dumpen van producten onder de kostprijs.
Dus zien Nederlandse bedrijven dit als hun moment. ‘Timing is alles’, zegt Marc Rechter van MCPV. Hij is de man achter een vergevorderd plan om de grootste zonnecelfabriek van Europa neer te zetten in Veendam — waarover later meer. ‘Een make or break-moment voor Europa’, noemt hij het.
Dat besef lijkt ook te zijn doorgedrongen bij de beleidsmakers in Brussel en Den Haag. De jaren van zoveel mogelijk vrijhandel en zo goedkoop mogelijke productieketens zijn afgeschud. Strategische autonomie is het nieuwe devies, nog eens onderstreept door Mario Draghi in een lijvig rapport over het Europese concurrentievermogen.
Daarin schetst de voormalige president van de Europese Centrale Bank lastige dilemma’s. Goedkope Chinese zonnepanelen, batterijen en windmolens de markt laten overspoelen is waarschijnlijk de goedkoopste en snelste manier om Europa klimaatneutraal te maken, maar tegelijkertijd is het strategisch bijzonder risicovol.
Tot wel 60% van Europa’s elektriciteit komt in 2050 van de zon. ‘Het is enorm riskant als je dan voor 90% van de producten afhankelijk bent van China’, zegt Arthur Weeber, hoogleraar zonne-energie aan de TU Delft. ‘Wat als ze in China exportbeperkingen gaan opleggen, als er weer een pandemie uitbreekt of als ze Taiwan binnenvallen? Dan heb je een probleem.’
Die angst zit er goed in bij Europa’s leiders na de gascrisis van 2022. Europese landen bleken toen enorm kwetsbaar vanwege hun afhankelijkheid van Russisch gas. Energieprijzen explodeerden en de vrees voor gastekorten was groot.
Dat mocht niet nog eens gebeuren, dus kwam de Europese Commissie met verschillende voorstellen om Europa minder afhankelijk te maken en tegelijkertijd de eigen industrie aan te jagen. De Commissie trok maar liefst €300 mrd uit om de EU los te weken van fossiele brandstoffen uit Rusland en versoepelde de staatssteunregels. Daarnaast moeten een verbod op het gebruik van de giftige stof pfas, veelvuldig toegepast in Chinese panelen, en op producten gemaakt door dwangarbeiders Europese producenten helpen.
Met de Net Zero Industry Act zette de Commissie bovendien een belangrijke stip aan de horizon. Het streven is dat 40% van de zonnepanelen, warmtepompen, batterijen en andere groene technologie in 2030 in Europa wordt gemaakt.
Er klinkt overigens ook kritiek op de meer protectionistische kant die Europa opgaat. Europese bedrijven moeten vooral niet proberen China te beconcurreren met eigen massaproductie van zonnepanelen of halfgeleiders, zei bijvoorbeeld de Duitse econoom Daniel Gros laatst op een bijeenkomst op het ministerie van Financiën. ‘De Chinezen produceren die beter en goedkoper en daar kunnen wij van profiteren.’
Naast strategische onafhankelijkheid gaat het ook om een enorme groeimarkt. Tot 2030 valt er in Europa zo’n €15 mrd tot €40 mrd per jaar te verdienen met zonnecellen, -panelen en -folies, becijferde adviesbureau Roland Berger vorig jaar in een rapport in opdracht van staatsinvesteerder Invest-NL. Tussen 2030 en 2050 gaat het potentieel zelfs om €150 mrd per jaar.
Die miljardenmarkt wil het Nederlandse bedrijfsleven niet mislopen. In 2022 werd daarom een speciaal zonneconsortium opgericht onder de naam SolarNL, om de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven te bevorderen.
Bij het consortium zijn ook verschillende hogescholen aangesloten. Die werken aan een specifiek lesprogramma op hbo-niveau op het gebied van zonnetechniek. Daarnaast koppelen ze praktijkgericht onderzoek en onderwijs in zogeheten living labs.
Een belangrijk onderdeel van het consortium zijn de onderzoeksinstituten waar wordt gewerkt aan nieuwe zonnetechnieken. Nederlandse universiteiten hebben bijvoorbeeld een vooraanstaande positie als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe type zonnecellen. Onderzoekers werken nauw samen met de bedrijven in het consortium.
Zo maakt Energyra net als Solarge duurzame panelen en ontwikkelt MCPV zonnecellen. Compoform werkt met toepassing van polymeren aan nog lichtere panelen en Taylor aan slimme elektronica die ze efficiënter maakt.
Ook Lightyear Layer, een doorstart van de failliete zonne-autofabrikant, maakt deel uit van het consortium. Dat bedrijf richt zich nu op zonnedaken voor auto’s. IM Efficiency doet hetzelfde voor trucks.
Solarix en Kameleon Solar maken zonnepanelen in allerlei kleuren, zo stijlvol dat er volledige gevels van worden opgetrokken. HyET Solar, ten slotte, werkt aan oprolbare zonnefolies.
De groeiambities van de meeste bedrijven in het consortium zijn groot. Zo wil MCPV zelfs de grootste zonnecelfabriek van Europa neer gaan zetten in Veendam. Naast innovatie is ook schaal belangrijk in de sector om de kosten te drukken en concurrerend te blijven.
Gezamenlijk kreeg het consortium ruim €300 mln subsidie uit het Groeifonds om verschillende technieken verder te ontwikkelen en op te schalen. ‘Dat lijkt misschien veel geld’, zegt Albert Polman, voorzitter van het consortium en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Maar als je bedenkt dat Nederland tijdens de gascrisis miljarden uitkeerde om de energierekening betaalbaar te houden, is het een kleine prijs om Nederland minder afhankelijk te maken.’
De ambities zijn groot. Het consortium wil tot 2033 ruim 20 gigawatt (GW) productiecapaciteit aan cellen en modules opzetten. Daarmee kan op dat moment 15% tot 25% van de Europese zonnemarkt worden bediend. De potentiële jaaromzet wordt in het Invest-NL-rapport geschat op €7 mrd tot €10 mrd.
Wat de bedrijven gemeen hebben, is dat ze allemaal proberen iets anders of beter te doen dan de Chinese concurrenten. Zo onderscheidt Solarge in Weert zich van het gemiddelde Chinese paneel doordat zijn panelen superlicht zijn en recyclebaar. In de fabriekshal wijst cto De Leede naar een enorme rol met wat nog het meest lijkt op huishoudfolie. ‘Dit is het geheim van de smid’, zegt hij. ‘Hierin zit de innovatie.’
Het folie is gemaakt van een speciaal soort kunststof waar chemiebedrijf Sabic jarenlang aan werkte. Door de cellen af te schermen met dit folie in plaats van met glas, in combinatie met een honingraatpaneel aan de achterzijde, zijn de panelen de helft lichter dan standaard glazen zonnepanelen. ‘Dat is belangrijk omdat veel daken niet sterk genoeg zijn om glazen panelen te dragen’, zegt De Leede. En dat zonder het gebruik van het kankerverwekkende, maar veel toegepaste pfas of een andere giftige stof.
‘Als we een kans willen maken in deze markt, moeten we slim zijn’, aldus de Leede. ‘Met een gewoon zonnepaneel kunnen we het wel schudden tegen de Chinezen. We moeten constant innoveren om een stap voor te blijven.’
Volgens Weeber van de TU Delft helpt het daarbij dat Nederland wetenschappelijk tot de wereldtop behoort in nieuwe zonnetechnieken. Die dragen ingewikkelde namen, zoals heterojunctie, tandems of perovskietcellen, en moeten de nieuwe generatie zonnecellen een stuk efficiënter maken. Is het paneel het omhulsel, de cel is de slimme motor die zorgt dat zonlicht uiteindelijk elektriciteit wordt.
De cellen waarmee China groot is geworden hebben een maximale efficiëntie van 23,5%. Dat betekent dat 23,5% van het zonlicht dat de zonnecel bereikt, wordt omgezet in energie. ‘Wij willen heterojunctiecellen en tandems maken die nu een efficiëntie hebben van 25%, wat de komende jaren gaat oplopen tot 27% of wel 30%’, zegt Rechter van MCPV.
In de eerste fase worden die cellen nog volledig gemaakt van silicium. Dat is een grondstof die met behulp van grote hoeveelheden energie wordt gemaakt uit zuiver zand. Nadeel is dat de productie van silicium nu bijna volledig in handen is van China. In de volgende fase moeten de cellen gemaakt worden uit een combinatie van silicium en een laagje perovskiet: een tandem.
Een mix van koolstof en kwartszand wordt gemengd en getransporteerd naar een verhitter.
Het mengel wordt in een reactor verhit tot 1800 à 1900 °C waarna het deel gesmolten silicium wordt afgezogen en gestold in brokken.
Fijn silicastof wordt met de gasstroom meegetrokken.
Het eindproduct is silicium met een industriële kwaliteit van 99,8%. Dit product moet verder gezuiverd worden tot zuivere Solar Grade-silicium.
Perovskiet wordt gezien als een wondermateriaal dat zonnecellen niet alleen veel efficiënter moet maken, maar ook geschikt is voor meer toepassingen omdat het veel dunner is dan een mensenhaar. Denk aan zonnecellen op de achterkant van een telefoon. Bovendien wordt het materiaal gemaakt van bestanddelen die ruim voorradig zijn in Europa.
Zonnecellen, of het nu om oude of nieuwe technologie gaat, worden op dit moment nauwelijks meer gemaakt in Europa. Marc Rechter ziet daarom ruimte voor de komst van een gigantische fabriek in Nederland, die hij in Veendam wil gaan bouwen. Met een geplande productiecapaciteit van 4 gigawatt in 2028 zou het zelfs de grootste zonnecelfabriek van Europa kunnen worden, schetst Rechter enthousiast.
Aan enthousiasme ontbreekt het de nieuwe bedrijven niet. Ook niet aan optimisme. Ze hebben vertrouwen in de nieuwe technologieën, voelen zich eindelijk gesteund door beleidsmakers en zien tevens hoe de Chinese producenten worstelen met hun zelf gecreëerde overproductie. Maar zijn die ingrediënten voldoende om de Chinese concurrentie af te schudden?
De weg naar een sterke Europese zonne-industrie lijkt hoe dan ook geplaveid met obstakels. Zo zullen Chinese panelen niet helemaal worden verbannen; Europa heeft ze zelfs nodig om de klimaatdoelen te halen. Bedrijven moeten dus altijd blijven concurreren met goedkopere Chinese producten.
En er zitten grenzen aan het extra bedrag dat bedrijven en consumenten willen betalen voor mooie of duurzame panelen. ‘Als Europa 40% van de panelen en cellen zelf wil gaan maken, zal er daarom ook veel meer publiek geld bij moeten’, zegt Diederik Apotheker van Invest-NL. ‘Want anders gaan we het nooit redden.’
Solland Solar Een van de meest succesvolle bedrijven in de Nederlandse zonne-industrie was Solland Solar. De fabrikant van zonnecellen werd in 2004 opgericht en sleepte vier jaar later een FD Gazelle Award binnen voor de snelstgroeiende Nederlandse onderneming. Door de opmars van Chinese producenten raakte de onderneming in de financiële problemen, met een faillissement als gevolg. In februari 2016 kocht het Chinese Trina Solar het failliete bedrijf en maakte Solland Solar een doorstart. Na een jaar was het Chinese bedrijf alweer vertrokken uit Nederland.
Exasun Ook de oudste producent van zonnepanelen in Nederland, Exasun, redde het niet. Het bedrijf maakte gekleurde zonnepanelen ter vervanging van dakpannen en won er een innovatieprijs mee. Toch werd het bedrijf begin dit jaar failliet verklaard. Door een overschot aan Chinese panelen daalden de prijzen zo hard dat Exasun niet meer kon concurreren. Het bedrijf maakte deel uit van het consortium SolarNL.
Innolane Zeven jaar werkte ondernemer Jac Hanssen aan zijn fabriek voor zonnecellen en -panelen in Veendam. Begin dit jaar werden de plannen gestaakt en ging het bedrijf, met de naam Innolane, failliet. Volgens de curator kreeg de onderneming de financiering niet rond. De concurrentie van Chinese branchegenoten zou te hevig zijn.
Bovendien is haast geboden, want Chinese en Amerikaanse bedrijven zitten ook niet stil op het innovatievlak. ‘Ook daar zijn ze al ver met heterojunctie-zonnecellen- en panelen’, waarschuwt hoogleraar Weeber. Bovendien maken ze grote stappen in duurzaamheid. Er is een beperkt tijdslot waarin het opportuun is om de markt te betreden, bevestigt ook Rechter.
Daarom mikt hij op een gigantische fabriek in Veendam, omdat zijn bedrijf MCPV het met innovatie alleen niet gaat redden. Om kosten te drukken is ook schaal noodzakelijk. Rechter heeft in ieder geval al enkele belangrijke hordes genomen: hij heeft de locatie, een contract met netbeheerder Enexis voor de levering van voldoende elektriciteit, €170 mln financiering uit het Nationaal Groeifonds en €4,2 mln investering vanuit de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij, de provincie Groningen en Economische Zaken.
Daarnaast is er nog een veelvoud aan privaat geld nodig. ‘Dat is een heel proces’, zegt Rechter. ‘Maar we zijn goed onderweg om de financiering het tweede kwartaal van 2025 rond te hebben, zodat we nog dat jaar kunnen gaan bouwen.’
Het aantrekken van privaat kapitaal is een van de grootste uitdagingen voor Nederlandse bedrijven, ziet Apotheker van Invest-NL. De staatsinvesteerder heeft onder andere geld gestoken in Lightyear en HyET Solar. De bouw van fabrieken vergt niet alleen grote bedragen, het gaat tegelijkertijd om nieuwe, soms nog niet bewezen technologieën. ‘Die combinatie vinden financiers heel ingewikkeld’, zegt hij.
Nieuwe technieken productierijp maken blijkt bovendien vaak weerbarstig. Niet zelden moet er meer geld bij dan gepland, zoals bij HyET Solar, dat zonnefolie ontwikkelt. ‘Juist omdat het lastig is, doen wij ook mee’, zegt Apotheker. ‘Als de markt het prima zelf kon, waren we niet nodig. Maar we investeren niet in bedrijven waar we niet in geloven.’
Tot slot moet Europa, als het niet te afhankelijk wil zijn van China, eigenlijk de hele keten in handen zien te krijgen: van de grondstof silicium tot de softwaresystemen die panelen aansturen. Want als er één schakel ontbreekt, kan tijdens een handelsoorlog alsnog het hele kaartenhuis instorten.
Juist het gelijktijdig opbouwen van die keten is enorm lastig. Europa zal bijvoorbeeld veel meer silicium moeten gaan produceren, maar de Noorse bedrijven die dat deden hebben recent hun productie stilgelegd vanwege de moordende concurrentie met Chinese spelers.
Hoe moeilijk het is om iets te produceren zonder dat er Chinese bedrijven aan te pas komen, ondervonden ze ook bij Solarge in Weert. Zo was het lastig om een niet-Chinese producent te vinden die de machines maakt die de zonnepanelen in elkaar zetten.
Uiteindelijk kwam Solarge uit bij een Spaans bedrijf. Maar de onderaannemer die de machines in elkaar kwam zetten, bleek tot hun schrik wel afkomstig uit China. ‘Liepen hier ineens drie Chinezen rond die geen woord Engels spraken’, zegt De Leede. ‘We hebben direct camera’s geïnstalleerd om te controleren of ze geen intellectueel eigendom probeerden te stelen.’
Ook niet handig: ze programmeerden de machines in het Chinees. De Leede: ‘Als we iets aan de instellingen wilden veranderen, moesten we de eigenaresse van het Chinese restaurant verderop erbij roepen om te vertalen.’